Wetenschap teveel een spel om het spel
Het Filsofisch Kwintet is nog steeds aanwezig op het Mag het licht aan festival in Amsterdam
Noord, dit keer met de vraag over de onafhankelijkheid van de wetenschap.
Clairy Polak zit om de tafel met de gasten Melanie Peters (midden),
biochemicus en directeur van het Rathenau instituut, Frank Miedema (rechts), immunoloog
en een van de oprichters van Science in
transition en met wetenschapsfilosoof Herman de Regt (links). Natuurlijk ontbreekt
Ad Verbrugge niet om de uitzending te openen en als een ware dorpspastoor te
beëindigen. Daartussen door waren we, ondanks de pogingen van Clairy Polak om
de stemming erin te houden, getuige van een nogal slaapverwekkende vertoning.
Wellicht bood het onderwerp te weinig aanknopingspunten voor een boeiend
gesprek. Anders was het Melanie Peters wel die meteen op de rem ging staan met
haar starre opvattingen over de scheiding tussen wetenschappelijke en andere
soorten van kennis. Waar komt die starheid vandaan, vroeg ik me af.
Peters mag de voorstelling openen met een voorbeeld waaruit
blijkt dat wetenschap niet altijd te vertrouwen is, want Polak heeft die
vandaag niet voorradig. Zij komt met een onderzoek over snoepende kinderen met
als uitkomst dat snoepen niet dik maakt. Zo’n onderzoek roept volgens haar de
nodige vragen op over de manier waarop dit onderzoek gehouden is en hoe de
resultaten zijn gecommuniceerd.
De Regt brengt Diederik Stapel in, de sociaal psycholoog die
fraude pleegde met zijn onderzoeken door de resultaten zelf in te vullen. Hij
wil hiermee zeggen dat onderzoek altijd door mensen wordt gedaan die hun eigen
ambities hebben.
Miedema gaat hierop verder en wijst op de publicatiedruk die
perverse prikkels uitlokt. Wetenschap is teveel een spel om het spel. De
initiatiefnemers van Science in
transition willen de vrijheid aan banden leggen of in hun eigen woorden op
hun site:
‘De
initiatiefnemers van Science
in Transition
menen dat nieuwe checks and
balances in het
wetenschappelijk systeem nodig zijn. Wetenschap moet gewaardeerd worden om de
maatschappelijke meerwaarde die het oplevert en maatschappelijke stakeholders
moeten meebeslissen over de kennisproductie. Het is bovendien cruciaal dat het
publiek beter gaat begrijpen hoe wetenschap tot stand komt en welke belangen
een rol spelen.’
Verbrugge maakt een onderscheid tussen
de integriteit van de onderzoeker en het systeem waarin hij zit opgesloten.
De daarop volgende gewetensvraag van
Polak over de verleiding waaraan de gasten mogelijk wel eens ten prooi waren,
wordt niet echt beantwoord. Ze gaat daarom maar verder met het onderscheid
tussen wetenschappelijke en andere vormen van kennis.
De Regt noemt onder andere de falsificeerbaarheid als
kenmerk van wetenschappelijke kennis, Miedema wil dat de wetenschap bijdraagt
aan het goede leven en Peters staat op een onafhankelijke kennisproductie door
de wetenschap. De Regt gaat verder in op de pragmatische opvatting van John
Dewey, die stelde dat de wetenschap er is om maatschappelijke problemen op te
lossen, maar wil ook kennis om de kennis een kans geven. Verbrugge vertelt dat
we daarmee op een oud vraagstuk stuiten, dat al bij Aristoteles begint en dat
zowel geluk als kennis insluit. Hij wijst er nog wel op dat er een verschil is
tussen ideaal en werkelijkheid en slaat daarmee de spijker op de kop.
Het brengt Polak tot een aantal vragen rond
wetenschapsbeoefening en wetenschap waarover ze de meningen van haar gasten wil
horen, om te beginnen over de keuze van het onderwerp. Miedema geeft toe dat
het vaak zo is dat wie betaalt bepaalt. Peters zegt dat haar instituut
onafhankelijk is en De Regt begint over valorisatie, het proces waardoor waarde
wordt toegekend aan onderzoeken. Verbrugge geeft als voorbeeld hiervan de
subsidiestromen in de wetenschap en ook weer binnen de geneeskunde. Polak wil
weten wie de richting van de geldstromen bepaalt. Miedema wijst op de invloed
van lobby’s. Peters zou willen dat de Tweede Kamer meer zeggenschap had over de
prioritering. De Regt zegt dat men het soms wel met elkaar eens is over de
noodzaak van een bepaald onderzoek zoals naar Alzheimer.
Polak stapt over naar de methode die in de wetenschap
gehanteerd wordt.
De Regt noemt de hypothesevorm waarbij met voorspellingen
doet over resultaten nog altijd de beste manier om wetenschap te bedrijven, nog
altijd de beste vorm, maar dan heeft hij het over natuurwetenschappelijk onderzoek.
Verbrugge zegt dat het gebruik van methodes in de geesteswetenschappen een
onderwerp van debat is.
Polak sluit haar vragenreeks af met de manier waarop men
onderzochten benadert, bijvoorbeeld in een onderzoek over roken. De
vraagstelling zegt veel over de uitkomsten.
De Regt zegt dat een onderzoek goed geformuleerd moet zijn
om aanspraak te maken om gehouden te worden. Peters maakt een onderscheid
tussen wetenschappelijke en politieke vragen en vindt dat men voorzichtig moet
zijn als het gaat om het vertalen van de onderzoeksresultaten. Miedema is
geïnteresseerd in het socialisatieproces van Syriëgangers, al weet ik niet meer
precies hoe hij dat in verband bracht met de vraag.
Hij vindt in ieder geval dat de wetenschap haar belofte vaak
niet inlost. Volgens De Regt geldt dit vooral voor de economische wetenschap.
Peters daarentegen vindt het vertrouwen in de wetenschap groot. Verbrugge zegt
dat het bij wetenschap gaat om een vorm van onafhankelijkheid en afhankelijkheid.
Te grote onafhankelijkheid van de maatschappij is ook niet goed. Het brengt
Miedema op een pleidooi voor de Frankfurter Schule, die engagement in de
wetenschap voorstond. Verbrugge sluit tenslotte af met de zorgplicht van de
wetenschap om kennis te vermeerderen en met maatschappelijke oplossingen te
komen. Een goede balans tussen onderzoek en onderwijs is daarvoor nodig.
Mag het licht eindelijk eens aan? Volgende week, als het
over de onafhankelijkheid van de politiek gaat, valt er hopelijk meer vuurwerk
te verwachten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten