Grootgeldbezitters kunnen nog eens een sigaar opsteken
De laatste aflevering van de serie over de onafhankelijkheid
van verschillende maatschappelijke sectoren ging over de financiële sector. Het
lijkt een inkoppertje, want, zoals Clairy Polak al zegt: wie betaalt, bepaalt.
In een maatschappij waarin rating agencies meer macht hebben dan een politicus komen
sociale ideeën altijd op de tweede plaats, zoals treffend werd aangetoond in de
documentaire Inside Obama’s White House waarin gelijktijdig
met een toespraak van minister Tim Geithner over oplossingen voor de crisis in
de huizenmarkt de dalende beurskoersen in beeld werden gebracht. Dat blijkt ook
in het gesprek met de drie gasten, filosoof Jelle Baardewijk (links op de
foto), econoom Arnout Boot (midden) en econoom Dirk Bezemer (rechts). Zelfs
personen die door de wol geverfd zijn in de economische wetenschap, kunnen niet
zo gauw een oplossing voor dit probleem leveren.
Polak begint met een nogal flauw voorbeeld over de
pensioenen die wellicht in de toekomst minder waard zullen zijn en gaat dan
door met een vraag over de omschrijving van het financiële systeem. Dat loopt
volgens Boot dwars door de maatschappij heen en zich daarin vertakt tot in de
haarvaten. Bezemer zegt dat het een macht op zichzelf geworden is en Baardewijk
maakt een onderscheid tussen de reële en de financiële economie, waarbij de
dienstbaarheid van de laatste aan de eerste is omgedraaid. Bout zegt dat dit
door de handel in aandelen gekomen is. De uitspraken doen Ad Verbrugge aan Marx
denken. In de kapitalistische maatschappij zijn waren een middel om meer geld
te verdienen.
Bezemer komt met een belangrijk begrip dat in de verdere
discussie een rol blijft spelen, namelijk financialisering.
Daarbij wordt een product of dienst in financiële termen uitgedrukt. Hij geeft
als voorbeeld dat een student daardoor tot een studiekeuze kan komen die het
meeste geld opbrengt, zeker in een tijd waarin een schuld moet worden
terugbetaalt. In plaats van uit te gaan van de eigen talenten of ambities richt
men zich naar het geld. Het gevolg van dit systeem op krediet is volgens
Baardewijk dat men zwaar in de problemen komt als er onvoorziene omstandigheden
optreden, Boot wijst op het gevaar dat bedrijven zich steeds meer op elkaar
richten om niet uit de gratie van de aandeelhouders te vallen, waardoor de innovatie
geremd wordt. Bezemer brengt in dat de financiële instellingen veel beloven,
maar alleen maar afhankelijker maken.
Polak wil wel eens horen wat de krachten in de maatschappij
zijn die de financiële sector in toom kunnen houden. Dat blijken de overheid te
zijn, die de centrale bank als waakhond heeft ingesteld, het parlement en de
burgers, die er bijvoorbeeld toe over kunnen gaan om met bitcoins te gaan
betalen. De macht van de centrale bank blijkt gereduceerd door de Europese
Centrale Bank en het parlement gelooft het wel in tijden dat het goed gaat en
is machteloos als er een crisis optreedt. Boot zegt dat de belangen van de
staat en de banken dusdanig met elkaar verstrengeld zijn, dat daar geen
oplossing te vinden valt. Termen als dodelijke tango of omhelzing spreken voor
zichzelf.
Dan wordt het tijd voor het goede leven. Baardewijk heeft al
gezegd dat Adam Smith zich daar nog wel mee bezig hield en pleit voor meer
bewustzijn over de macht van de financiële sector, ook vanuit de burger, maar
Polak betwijfelt of we daar veel verder mee komen. De rol van de
toezichthouders is ook al beperkt, want die moeten weten wat zich in de
financiële wereld afspeelt en worden er zelf in getrokken. Verbrugge pleit voor
een zorgplicht voor de bankier, zoals geldt in het Rijnlandse model van de
economie. Het is in ieder geval de vraag of technische oplossingen ons uit de
nood helpen. Voor pensioenproducten lijkt een collectieve regeling het beste en
een staatsbank die niet kan omvallen is ook een idee. Verbrugge acht het
belangrijk dat het vertrouwen in de bankensector hersteld wordt.
Boven de discussie hing tot het einde toe de vraag hoe we de
macht van de financiële sector kunnen inperken. Wellicht brengt de technologie
ons zover dat we de banken straks helemaal niet meer nodig hebben. In ieder
geval was het een teken aan de wand dat tijdens de discussie het begrip sociale
ongelijkheid niet gebezigd werd. Als het gaat om doorgronden, zoals Het
Filosofisch Kwintet wil, werd de essentie weer eens gemist. Het bleef
teveel een discussie voor een zomerse zondagmiddag. Gevaar zat er niet: de
aandelenhandel wordt niet stilgelegd en meer macht voor Europese regelgeving is
ver van ons bed. De grootgeldbezitters konden rustig achterover leunen en nog
eens een sigaar opsteken.
Hier
mijn verslag van Inside Obama’s White House.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten