In Afrika is een rebellenleger actief, in opdracht van de
Heer. Veel kinderen worden daarvoor geronseld. Eenzelfde soort leger was al in
het middeleeuwse India. Dat van een soort krijgsheer, in het wit gekleed en gezeten
in een stad op een podium onder een afdak. Het verschil met tegenwoordig was
dat er geen kinderen in zijn dienst waren.
Opperkrijger Lafcadia, een weduwenaar (zie foto), wil niet dat zijn
zoon Katiba mee ten strijde trekt al wil Biswas, een ander krijgslid, de jongen
wel op zijn paard meenemen. De jongen blijft thuis alleen achter en oefent met
de dolk die nog van zijn opa was.
De bevolking bloedt en moet de krijgsheer veel belasting
betalen. Een oude man uit het dorp Tarang, die helaas niets kan bijdragen,
wordt op niets ontziende wijze door Lafcadia onthoofd. De krijgsheer beveelt
zijn krijgers het dorp uit te moorden en plat te branden. Biswas wil ook
verkrachten, maar Lafcadia vindt dat hij Biswas zich aan de orders moet houden.
Als hij zelf in het dorp een meisje in handen krijgt, ziet
hij dat ze een amulet draagt dat zij van zijn zoon gekregen heeft. Hij kan haar
niet doden, laat haar gaan, vlucht weg en neemt zijn mee. Biswas krijgt van de
krijgsheer de opdracht de afvallige op te sporen en diens hoofd terug te
brengen. Zo niet dan gaat hij er zelf aan.
Biswas gaat op weg, ziet Katiba in de woestijn terwijl zijn
vader bidt in een grot en vraagt hem waar zijn vader is. Biswas neemt hem mee,
als Katiba niets wil zeggen. Hij zoekt verderop tussen mensen die met gewaden
bedekt zijn, haalt er iemand uit die op Lafcadia lijkt en overhandigt diens
hoofd aan de krijgsheer. De dienaar van de krijgsheer betwijfelt of het hoofd
inderdaad van Lafcadia is en vraagt Katiba ernaar. Die kijkt naar Biswas, die
een dolk op zijn keel heeft gezet. Katiba bevestigt dat het zijn vader is, maar
wordt toch gedood, onder de ogen van Lafcadia die zich in de menigte bevindt en
in een shock achterblijft.
In een volgende scène zien we een groep mensen, vooral
vrouwen, die in de hitte dwangarbeid verricht. De jonge goochelaar Riaz heeft
dorst en neemt een slok water uit een fles. De bewaker ziet dat en slaat hem,
maar Riaz slaat terug en vlucht. Natuurlijk komen Riaz en Lafcadia elkaar tegen
en worden bondgenoten in hun vlucht naar Kullu, de geboorteplaats van Lafcadia.
Ze reizen een tijd samen met een paranormale blinde vrouw
die naar een heilig meer gaat en zegt dat er bloed aan Lafcadia’s handen kleeft.
Dat wordt er alleen nog meer, als Biswas de confrontatie met hem aan gaat, maar
daarna gooit Lafcadia de bebloede, dolk die hij eerder aan zijn zoon gaf, toch definitief
in het water.
De fraaie beelden van de natuur, de magnifieke Himalaya, de schorpioenen
en andere beesten in de woestijn, kunnen niet verhelen dat het verhaal wat
voorspelbaar is en erg gedramatiseerd. De ernstige blikken van Lafcadia beelden
te vaak zijn bitterheid en wanhoop uit. De dramatische muziek maakt het
allemaal nog zwaarder, dat ik soms meende met een Bollywood productie te maken
te hebben. Tegelijk geeft al dat sektarische geweld te denken. Het is al zo oud
als de wereld, zo blijkt uit de legers van de Heer.
Hier
de trailer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten