Een afrekening met de angstige mentaliteit van de
middenstander
Peter Middendorp werkte eerder in de Haagse politieke journalistiek.
Zijn idee om een boek over zijn jeugd te schrijven ontstond toen zijn vriendin
zwanger werd en zij naar zijn geboorteplaats Emmen reden. Middendorp realiseerde
zich opeens dat hij straks ook iemand anders verleden zou zijn. De dubbelrol
van vader en zoon bracht hem tot
Vertrouwd Voordelig.
Wim Brands vraagt hem naar zijn herinneringen aan Emmen.
Middendorp vertelt dat zijn vader eerst zelfstandig middenstander
was maar later een filiaalhouder van Blokker werd. Een foto van mensen rond een
gratis pot mayonaise op de huishoudbeurs herinnerde hem aan de verwrongen
koopzieke gezichten die ’s ochtends bij hen voor de deur stonden. Hij vond het
vervelend dat zijn vader een handelaar in andermans naam werd.
Brands wil in dit verband een sleutelzin uit het boek citeren
en vraagt Middendorp welke hij denkt dat deze is. Middendorp citeert de zin: ‘Mijn grootvader kocht de wijn, mijn vader
verhandelde de wijn en ik kon alles opdrinken.’
Brands bedoelde een andere zin, waarin sprake is van een
zweem van korting die om hem heen hing, hoe duur zijn jasjes ook waren.
Middendorp vertelt over de oranje lichtbakken van Blokker
die in zijn puberteit voor het winkelpand opgehangen werden en hun licht in
huis verspreidden. Dat schijnsel ging nooit meer van hem af.
Brands heeft begrepen dat Peter zelf geen aardige jongen
was.
Middendorp bevestigt dat hij een minachting had voor alle
gezag, op de eerste plaats voor dat van zijn vader. Daarnaast ook voor de
klanten en zijn leraren. Hij was onhandelbaar op school, maakte van alles kapot
en het leven van anderen zuur. Iemand noemde hem schuchter en schaamteloos. Dat
laatste heeft betrekking op zijn boek, waarin hij eerlijk opschrijft hoe hij
was. Hij vertelt dat hij een kunstwerk van een lopende vrouw in de buurt van de
Grote Kerk dat door de koningin geschonken was kapot maakte omdat het hem deed
denken aan een van die koopjesjagers. Dat was rond zijn vijftiende of
zestiende. Er ontstond ophef over in de krant. Men dacht dat het de dader om
het brons te doen was geweest, maar dan had hij het beeld wel bij de voeten
afgezaagd, zegt Middendorp.
Brands merkt op dat hij zich in zijn vriendengroep wel
conformeerde aan de regels.
Middendorp beaamt dat men geacht werd in gewone kleren
waaronder een wit T-shirt, soepkleren genoemd, naar het café te gaan, anders
werd men weggestuurd.
Brands brengt het motto van het boek ter sprake dat ontleend
is aan James Salter die schreef: De
geschiedenis is als een winterjas, trek hem aan en je begrijpt het. Brands
verstaat dat Middendorp door het schrijven van dit boek zijn jeugd probeerde te
begrijpen.
Middendorp dankt Brands voor deze uitspraak. Hij was een
asociale jongen die aandacht wilde, op de eerste plaats van zijn vader. Uit
dagboeken van hem begreep hij dat zijn vader hetzelfde zocht bij zijn opa, die
op zijn 51ste in het kanaal verdronk. Uit het feit dat hij
rechtstandig werd gevonden, valt af te leiden dat hij zelf een eind aan zijn
leven heeft gemaakt. Middendorp hoorde dat van zijn vader nadat zijn boek
gepubliceerd was.
Brands begint over Drenten die sociaal onhandig zijn, zich
niet gemakkelijk uiten en vaak gedwarsboomd worden. Hij legt een verband met Haagse
politici die in een kleine wereld leven en ook vaak geconfronteerd worden met
het feit dat het leven niet gaat zoals zij willen.
Middendorp onderkent de gelijkenis. Hij heeft in zijn boek
willen afrekenen met de lichtangstige mentaliteit van de middenstander, ook
voor zijn kind.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten