Bijbelverhalen toegankelijk gemaakt voor onwetenden
De getalenteerde kinder- en jeugdboekenschrijver Guus Kuijer
heeft een nieuwe taak gevonden in het hertalen, zeg maar, van oude bijbelverhalen.
In zijn Nawoord van De bijbel voor ongelovigen zegt hij dat
hij in de schoenen gaat staan van een oude meester of juf die gloedvol over deze
verhalen kon vertellen. Het verschil met hen is, zegt Kuijer, dat zij
ongetwijfeld gelovig waren en dat hij dat niet is. Wat dat betreft had hij het
boek beter De bijbel door een ongelovige
kunnen noemen, denk ik.
Kuijer begint zijn boek dat Het begin Genesis als ondertitel heeft, met de schepping van de
wereld door God. Hij vertelt vervolgens de geijkte verhalen in zijn eigen
woorden na zoals over de Ark van Noach, de Toren van Babel en de put van Jozef
uit het boek Genesis, die echter bij de jongere generatie onbekend zullen zijn.
Een vijftal vertellers nemen elk een gedeelte van het
bijbelboek Genesis tot hun rekening, om te beginnen Adam. Door het hele boek
heen zegt de verteller dat het belangrijk is om de stamboom van de voorvaderen
uit het hoofd te leren, zelfs in omgekeerde volgorde. De wortels dienen erin
gestampt te worden.
Vooral het scheppingsverhaal is lastig om te vertellen. Kuijer
stelt een wat verbaasd rondkijkende God voor, zoals Martin Michael Driessen rond
dezelfde tijd deed in zijn roman De vader
van God. Het is flauw dat God zich alleen voelt, seks buitengewoon gezellig
is en dat God niet zou weten wat water is. Kuijer neemt het woord dat
werkelijkheid wordt wat al te letterlijk. Zijn toon is onvast, ook in het
hoofdstuk waarin verteller Selach vertelt dat hij moe wordt van het gezeur van
zijn vrouw, maar die wordt steeds beter.
Eerst komt nog Cham die vertelt over zijn vader Noach. De
aartsvader wordt voorgesteld als een dwaze man van zeshonderd jaar oud, hetgeen
niet ongewoon scheen te zijn in die tijd. De zoon helpt hem als enige van zijn
broers met het bouwen van de ark, vooral om zijn vader van de drank af te
krijgen.
Selach, de derde verteller, is de achterkleinzoon van Noah
in de lijn van Sem, een broer van Cham. Deze verteller trouwt met Milka en wil
een toren bouwen, net als Noach, om kennis op te doen, iets dat door zijn fanatiek
gelovige vrouw veroordeeld wordt. Selach merkt al snel de spraakverwarring op die,
na een teken van God door Milka ontvangen, ernstiger vormen aanneemt.
Goden en mensen zijn gewaagd aan elkaar. God schuwt zelfs
het kwaad niet om het goede te bereiken. Er vindt zelfs een gevecht plaats
tussen Jakob en God dat door Jakob gewonnen wordt. De God van Abraham, Isak en
Jakob is een andere God dan die van de Kanaänieten of de Egyptenaren. De eerste
komt uit Mesopotanië en bestaat niet, zoals de andere goden, uit een beeld,
maar slechts uit een woord.
De tweespalt tussen gehoorzamen en opstandigheid zit er al
vroeg in, al sinds Eva de vroomheid van haar zoon Abel verafschuwde. Deze twee
krachten worden steeds opnieuw gesymboliseerd, ook door de zonen van Abraham,
de gehoorzame Isaak en de opstandige Ismaël. Kuijer doet het voorkomen of de
mens nooit verder was gekomen als hij God steeds gehoorzaamd had.
Sarai is de vierde en de eerste vrouwelijke verteller. Zij
trouwt met Abram en gaat met hem en haar slaaf Hagar door het land van de farao’s
naar Kanaän, terwijl Lot, een neef van Abram in het stad Sodom bij de Jordaan bleef,
die later vernietigd wordt. Na de besnijdenis van Abraham en alle anderen
jongens en mannen als teken van het verbond tussen God en de mensen doopt God
hun namen om tot Abraham en Sara.
Ben Omi, die door zijn vader Jakob Benjamin wordt genoemd, is
de laatste verteller. Hij is de jongste broer van Jozef en een introspectieve
geest. Hij laat aan de hand van het verhaal van Jozef die met Rachel en haar
zus Lea trouwde, zien hoe jaloezie een allesvernietigende kracht in het leven vormt.
Ook Sara werd erdoor verteerd nadat ze Hagar vroeg een kind te krijgen van
Abraham.
De verhalen die vooral over de menselijke conditie gaan en
de menselijke aard beschrijven, zijn levende voortbrengels van de menselijke
geest, benadrukt Kuijer. Ze veranderen naargelang ze verder verteld worden.
Iedereen voegt er iets bij of haalt er wat af, zoals dat gaat met
doorvertellen. Kuijer heeft het niet van een vreemde. Hij geeft alle
aartsvaders een menselijk, soms al te menselijk gezicht. Maar dat geeft niet. Op
de eerste plaats is het belangrijk dat deze verhalen worden doorverteld, denk
ik. Ze vormen onze levensbron. Guus Kuijer zet zich er voor in dit cultureel
erfgoed te behouden. Onwetenden krijgen een kans zich aan de bron te laven.
Inmiddels is een tweede deel uit dat vanaf Exodus tot en met Rechters loopt en verschijnt
er dit jaar een derde deel. Kuijer heeft nog een lange weg te gaan, maar die is
mooi en zinvol.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten