Boeiend portret van echtgenote leider Rode Jeugd
In De rode jaren,
dat als uitbreiding heeft: waren wij
terroristen?, schetst Leo de Boer een beeld van de links-radicale beweging Rode
Jeugd die in de jaren zestig in het kielzog van de studentenopstanden in het
straatbeeld verscheen. De Boer blikt met de leiders van deze jeugdbeweging terug
en in het bijzonder met de weduwe van Lucien van Hoesel die in 2000 aan een
hersenbloeding overleed.
Mirjam van Hoesel-Lucassen zoekt op de zolder naar de archiefdozen
met daarin krantenknipsels over de Rode Jeugd. Ook bekijkt ze videofragmenten.
Ze is verwonderd over hetgeen zich heeft afgespeeld, kan soms een glimlach niet
onderdrukken, is weer in de ban van haar vroegere echtgenoot Lucien, die zo
innemend was, charmant in rood gekleed. Mirjam steekt fris af bij de anderen,
allemaal mannen die leiding gaven aan plaatselijke afdelingen. Waren wij terroristen?
vraagt ze zich af. Nee, maar ze hadden het wel kunnen worden.
Oprichter Willem Oskam, overleden in 2000, spreekt van een
disorganiseren van het kapitalistische productiesysteem, medeoprichter Joost
van Steenis herinnert zich de medewerking van de Rode Jeugd aan de rellen, begin
jaren zestig bij het Telegraafgebouw, Guus Gase vond het klimaat rijp voor directe
actie, Theo Reiniers van de afdeling Eindhoven moest op zijn kop een welkom voor
de Rode Jeugd op een viaduct schilderen, hetgeen niet gemakkelijk was, Stones-fan
Aat van Wijk van Den Haag toont flyers die men drukte.
Reiniers vertelt verder over een demonstratie tegen de Griekse
dictatuur voor een gebouw van Philips waar men werd weggemept, hetgeen, net als
in Duitsland waar de Rote Armee Fraktion actief was, radicalisering in de hand
werkte. Geweld werd niet geschuwd. Lucien noemt in een vraaggesprek het risico
dat daarbij omstanders gedood zouden worden een technische zaak. Mirjam, die vers
uit Limburg kwam, kijkt er met verbijstering naar terug. Ze was een ernstig
meisje uit een katholiek milieu, doordrongen van de missie gedachte en het idee
dat de wereld niet deugde en verbeterd moest worden.
De radicalisering en de reactie van de overheid daarop leidde
ertoe dat een deel van de Rode Jeugd, net als de RAF, ondergronds ging. De
bovengrondse beweging werd de Rode Hulp genoemd. Mirjam belde de krant over een
bom bij Autopon, maar weet daar niet zoveel meer van. Ze leerden Adrie en Ciska
Eekens van het Palestina Comité kennen en belandden hierdoor in een opleidingskamp
in Jemen. De reis ging met de NBBS via Khartoem naar Aden. In het kamp waren
ook leden van de RAF, zoals Peter-Jürgen Boock, die later boeken over die tijd
schreef. Mirjam vertelt dat zij niet echt serieus met de militaire opleiding
bezig was. Voor haar was het meer een romantisch ideaal.
Lidwien Jansen, een van de jonge vrouwen uit het kamp, werd
bij terugkeer op de luchthaven van Tel Aviv aangehouden na een poging om, als
contraprestatie voor het verblijf in het kamp, aan de PLO informatie te leveren
over de beveiliging van het vliegveld. Mirjam herinnert haar als een knappe stille
vrouw, wat ongelukkig, omdat haar Palestijnse vriend omgekomen was. Adrie Eeken
ontkende voor de VPRO-tv het verblijf in het kamp en hun contact met Lidwien. Mirjam
vindt het jammer dat ze nooit meer heeft gedaan voor Lidwien die zes jaar
gevangenisstraf kreeg (en de helft daarvan uitzat).
Bij terugkomst in Nederland verhuisden en trouwden Mirjam en
Lucien en braken radicaal met het links-extremisme. Het verleden werd in de ban
gedaan. De revolutie at zijn kinderen op, zegt RAF-lid Peter-Jürgen Boock.
Hier
de trailer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten