De roman Oorlog en terpentijn
gaat over de grootvader van Stefan Hertmans, maar ook over de Eerste
Wereldoorlog die voor België een heel andere betekenis heeft dan voor
Nederland.
De oorlog kwam zeer onverwachts, de loopgravenoorlog duurde
vier jaar en werd een traumatische ervaring die doorwerkt tot de dag van vandaag,
zegt Hertmans.
Wat heb je aan je grootvader te danken? vraagt Wim Brands.
Alles, antwoordt Hertmans. Omdat de grootvader inwoonde in
het gezin was hij vaak in de buurt. Hij leerde hem schrijven, schilderen,
bracht hem in aanraking met muziek en leerde hem kijken.
Brands vraagt naar de eerste herinnering van Hertmans aan zijn
grootvader.
Hertmans noemt de scène waarmee hij de roman opent, aan het
strand van Oostende, een sfeer die James Ensor weergaf, al kon opa, zelf staande
in een klassieke traditie, diens werk niet waarderen.
Brands wil weten wanneer hij het dagboek van zijn opa in
handen kreeg.
Een paar jaar voor zijn dood. Stefan kreeg eerder een
horloge dat hij stuk had laten vallen en voelde zich daar schuldig over. Aan het
doodsbed van zijn opa, inmiddels dertig jaar geleden, beloofde hij dat hij iets
met het dagboek zou doen.
Brands vraagt over de oorlogservaringen van zijn opa.
Hij raakte vijf keer gewond waarvan drie maal zwaargewond en
werd als korporaal geridderd. Hij leek op de brave soldaat Schweik, een toneelstuk van Bertold Brecht. Na de oorlog verzonk
hij in de anonimiteit. Door het schilderen verwerkte hij zijn oorlogservaringen.
Brands vraagt naar het gruwelijkste dat opa meemaakte.
Hertmans heeft daar geen lijstje van, maar zegt dat opa verbitterd
raakte door het sterven van een kameraad en door een bestraffing omdat hij ’s nachts
tussen de loopgraven munitie van de vijand had opgeraapt om hen daarmee te
beschieten en zijn manschappen te redden. De bestraffing kraakte hem, zegt
Hertmans.
Net als in Im Westen
nichts Neues van Erich Remarque miste men het vermogen om over de ellende
te praten. Opa vertelde veel maar zweeg over zijn persoonlijke misère. Hij kon
daar niet over spreken. Hij leefde op een andere planeet. Hertmans hecht net
als Proust belang aan geuren, die van de dood, de modder en de latrines. De soldaten
leefden tussen de ratten en leden aan dysenterie. In zijn dagboek tekende zijn grootvader
dat allemaal op.
Brands begint over zijn geliefde die in 1919 aan de Spaanse
griep stierf.
Dat gaf hem de nekslag, zegt Hertmans. Opa trouwde met een
oudere zus, maar dat had hij beter niet kunnen doen. Het huwelijksleven leed
aan frigiditeit. Zijn vrouw sliep in een regenjas naast hem, bang aangestoken
te worden.
Het schilderen had veel betekenis voor opa.
Hertmans zou het banaal gevonden hebben als hij daarmee
bekend geworden zou zijn, al maakte hij mooie werken, die geheimen in zich
bergen, zoals het stille kopiëren van Velasquez.
Besefte hij dat jij over zijn leven zou schrijven?
Hertmans zegt van niet. Hij zou hem graag willen spreken.
Hij voelt hem fysiek in zichzelf. Ruikt hem, een mengeling van terpentijn en
lijmwater.
Hier
een recensie op Humo.
Werd deze roman reeds in het frans vertaald?
BeantwoordenVerwijderenJe ne sais pas.
BeantwoordenVerwijderen