Bijna verstikte dochter bevrijdt zich van geesteszieke vader
In Een verhaal van
liefde en duisternis reflecteert Amos Oz over het verschil tussen
autobiografische- en bekentenisliteratuur. Hij zegt dat hij geen
bekentenisliteratuur schrijft en dat de lezer meer moet kijken wat de tekst
over hem zelf zegt dan zoeken naar de overkomst tussen schrijver en tekst.
In Om adem te kunnen
halen is dat niet zo eenvoudig. Ook niet door de journalistieke inslag
waarmee het geschreven is. De schrijfster is erop uit iets duidelijk te maken
over haar zelf.
Het blijft enige tijd nogal onduidelijk wat haar geheim is.
Het gaat over haar vader Bé, die lange tijd in een psychiatrische inrichting
zat opgesloten en in 2012 overleed. Over haar verhouding tot hem. De
telefoongesprekken die ze met hem voert. De lange periode waarin ze geen
contact met hem had. Haar schuldgevoelens tegenover hem, tot uiting komend in
de vraag wanneer men een goed mens is. Het is nogal schrijnend als ze vertelt
dat hij in haar jeugd eens aanbelde op een moment dat zij alleen thuis was. Zij
wilde niet dat hij binnenkwam. Bang dat zijn gekte op haar zou overslaan. Daarop
ging hij weer. De lezer ziet hem afdruipen.
De anekdote geeft aan hoe zeer het leven met hem een last
was. Ze vond het, ook in later jaren, altijd weer een bevrijding om haar
geboortestad achter zich te laten. Moeder Doortje erkent dit op het eind van
het boek tegen haar dochter als ze op bezoek komt in een vakantiehuisje in
Slagharen. Het moet een opluchting voor de dochter geweest zijn, een erkenning
van wat ze in haar jeugd meemaakte en de gevolgen daarvan in haar leven. Ze
ging zelfs in de Verenigde Staten een verhouding aan met de zwarte dichter Umar
Bin Hassan, die haar ertoe bracht om meer bij haarzelf te komen.
’Via Umar kon ik de duistere uithoeken van mijn eigen ziel
verkennen, en als ik heel erg mijn best deed en hem mijn vriendschap gaf, vond
ik misschien terug wat ik lang geleden was kwijtgeraakt, een soort
soevereiniteit, of hoe noemde je dat, grond, vertrouwen dat het wel goed komt.’
Bij kennissen van hem in de Midwest werd ze gegrepen door het
nummer Ol’Man River van Paul Robeson,
die zingt dat hij bij thuiskomst God over zijn problemen zal vertellen.
Om adem te kunnen
halen wordt verteld in korte hoofdstukjes, waarin het leven van de
schrijfster afgewisseld wordt met die over de familie. Ze gaat in op de
verhouding van de ouders die elkaar leerden kennen op het toneel. De liefde die
ze in Tramlijnbegeerte voor elkaar voelden,
konden ze in het gewone leven in de wijk Knutteldorp in Deventer niet evenaren.
Ze werden daarin ook tegengewerkt door de vader van Doortje. Die vonden Bé geen
partij voor hun dochter en ontzegden hen de toegang tot hun huis.
Vanaf het moment dat Bé, die op een kantoor werkte en daar
sigaren van de baas stal, ontslagen werd, ging het bergafwaarts met hem. Hij verschool
zich in bed onder een deken.
Om adem te kunnen
halen begint en eindigt met het perspectief vanuit de vader. Daartussenin gaat
het kriskras door het leven van de schrijfster en haar familie. Het gaat af en
toe wel erg van het een naar het ander en dat doet helaas afbreuk aan de boeiende
inhoud: een leven, waarin de schrijfster leerde begrijpen dat wij zijn waar wij
bang voor zijn en dat een mens zonder kern op de rand balanceert.
Hier
het nummer Ol’ Man River van Paul
Robeson op Youtube.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten