Neerlands hoop in bange dagen
Wilfried de Jong had het niet gemakkelijk met zijn laatste
zomergast van dit seizoen, die met zijn werk de wereld wil verbeteren. Het begon
er al mee dat Roosegaarde (Nieuwkoop, 1979) niet in een hokje te plaatsen is. Is hij nou ontwerper, kunstenaar, architect of entrepeneur (ondernemer in
gangbaar Nederlands). Roosegaarde leek er niet zo mee te zitten, maar De Jong
voelde zich er ongemakkelijk bij. Dat gold in sterkere mate als Roosegaarde de bal
terugspeelde. De Jong knikte als een boer met kiespijn, terwijl zijn gast heel
graag het gesprek wilde aangaan.
Het was de oude wereld die zich niet goed raad weet met de
nieuwe, met de bevlogen zoon van een wiskundeleraar uit een saaie woonwijk in Nieuwkoop
die graag naar de Plassen ging om daar levensgevaarlijke spelletjes te doen en
die, na een wat onbestemde periode waarin hij veel las, een eigen bureau begon,
twee zelfs, in Waddinxveen en in Shanghai, waarin hij met sociale ontwerpen het
leven wil veraangenamen en onze vrijheid wil vergroten. Eerst krijgen we een
aantal projecten in beeld zoals de smart highway met gekleurde signalen in het
asfalt, die goed past in deze tijd van energiebesparing. Zo’n zonnecollector op
een lantaarnpaal, zoals De Jong voorstelde vond Roosegaarde maar niets. Dat was iets
uit grootmoeders tijd.
De fragmenten waren verrassend. Te beginnen met een
documentaire van Frans Bromet uit 1999 waarin mensen tijdens straatinterviews allemaal beweren dat ze geen mobieltje nodig hebben. Veertien jaar later blijkt er een
revolutie gaande geweest te zijn. De realiteit is niet wat die is. De wereld is
vloeibaar en dromen zijn mogelijk. Roosegaarde kijkt ter inspiratie af en toe
naar een filmpje over kwallen en laat die ook aan opdrachtgever Heymans zien.
Die onderwaterwereld als bron voor vernieuwing.
De voordracht van Philip Stark (Tedx, 2007) die eerder
traditionele ontwerpen maakte tot hij meer ruimte in zijn hoofd kreeg, was
legendarisch zoals Daan al aankondigde. De Fransman schetste in grappig Engels
de ontwikkeling van de mensheid. Volgens hem zijn we op de helft en het is aanmatigend
te denken dat we er al zijn, dat wij superapen zelfvoldaan achterover kunnen
leunen terwijl we juist onze blikveld moeten verruimen.
Ook Daan wil verder met de ontwikkeling. Die is nodig om
geen openluchtmuseum te worden. Hij popelt om ons daarin mee te nemen. Ons lichaam
past zich aan aan de techniek, zoals een oud filmpje van een roltrap laat zien,
die eerst zonder doel ontworpen werd. De machine gaat verder, is een partner van
ons geworden, waar we rekening mee hebben te houden. Zijn half slapende vriendin
geniet ervan als Daan in bed op zijn laptop typt. Het doet haar denken aan het
tikken van de regen.
Daans voorouders hadden theeplantages in Indonesië. Net als
zij is hij een pionier, een avonturier. Hij is gecharmeerd van de collectieve
kracht van China, maar tegelijk schrikt het moordende tempo en de
robotachtige werkwijze in de fabrieken hem af. Voor het Westen werkt zoiets
niet. Zelf zoekt hij het in meer individuele aanpak. Tegelijk gaat men in China
weer heel vertederend om met een panda puppy. Als het jong vervoerd moet worden,
verkleden oppassers zich als panda’s om de overgang voor het beestje gemakkelijker
te maken.
Af en toe probeert De Jong in te breken in die droomachtige
voorstelling. Het kan toch niet zo zijn dat zo’n snotjongen dicteert hoe de
werkelijkheid eruit gaat zien? Dat men straks in de woestijn met zonlicht zandkastelen
bouwt? Daar zal het militair industrieel complex toch wel een stokje voor
steken, al komt die straks aanrollen over een smart highway? De Jong wil weten
hoe Roosegaarde denkt over de redding van de banken. ‘Dat had je vorige week
aan Wouter Bos moeten vragen,’ reageert Daan snedig.
Hij relativeert niet alleen zichzelf in zijn coltrui als een
imitator Steve Jobs, maar ook ons bestaan op ruimteschip aarde dat vanuit de
ruimte wonderschoon en kwetsbaar oogt. Een tegenhanger van de megapool van de mierenkolonie.
Hij waardeert ook de vrijheid om niet te willen weten en de vrijheid om geen
mobieltje mee te nemen. Weg van de mening, op naar het voorstel, zegt Daan. Het
gaat niet om hem maar om de wereld. Samen delen is het nieuwe hebben, wisten de
provo’s al. Cultuur is geen bovenlaag die op het alledaagse wordt geplakt, zoals
Johan Simons het voorstelde, maar de kern van ons bestaan. Roosegaarde zou alleen
wel op zijn taal mogen letten dat doorspekt is met Engelse uitdrukkingen als handshake
deals en regelmatige uitroepen als: ‘Dat is een hele spannende, dat is het
toffe.’ Voor de rest is deze, onlangs nog onderscheiden, jonge ondernemer
Neerlands tegenwoordige hoop in bange dagen.
Het was verfrissend om iemand te horen die in een Nieuwe Wereld gelooft. Wat me wel stoorde was het hoge artifartigehalte. Dat hoeft dus niet. De projecten van Daan zijn fantastisch, maar er moet meer body worden gegeven aan het proces dat naar een nieuwe wereld moet lijden. De Rotterdammer zou zeggen: "Meer poetsen en minder lullen". De weg naar een Nieuwe Wereld dient een realiteit te worden. Daar dient politiek voor gevochten te worden. Mensen dienen tot inzicht te komen en een nieuwe wereld ook te willen. Ik vond te weinig urgentie in de woorden van Daan. Dat kan nog beter!
BeantwoordenVerwijderenDe Politiek = De Massa, maar helaas is de massa nog niet in staat tot dezelfde mentale capaciteiten als die van de minderheid (degene die zich kunnen bezighouden met intelectuele ontdekkingen, zie ook Henry Flynt "Principles of a Higher Civilization"). Het zijn daarom juist mensen als Daan Roosegaarde die door hun publiekelijk toegangkelijke werken en vernieuwingen massa's kunnen inspireren en zo sociale verandering teweeg brengen.
Verwijderen