Is de ratio wel zo rationeel?
Jabik Veenbaas (Hillaard,1959) is dichter, vertaler en
filosoof. In de laatste hoedanigheid schreef hij De verlichting als kraamkamer met als ondertitel Over het tijdperk en zijn betekenis voor het
heden waarin hij een veertiental verlichtingsfilosofen portretteert, hen in
een historisch context plaatst. Is de ratio
zelf wel zo rationeel? luidt de achterliggende vraag.
Wim Brands vraagt naar een typering van de Verlichting en de
periode waarover we dan spreken.
Veenbaas typeert de verlichting ruwweg als de tijd waarin
het wetenschappelijk empirisme doordringt en scepsis overheerst over alles wat
niet met de zintuigen waarneembaar is. Over de periode wordt verschillend gedacht.
Eerder sprak men van de periode 1680 tot 1800, inmiddels begint de Verlichting al
in 1650.
Het gaat over de onttovering van de wereld in de Gouden Eeuw,
knikt Brands.
Toch waren er in 1974 nog heksenprocessen in Nederland, zegt
Veenbaas. In Engeland joeg een psychopaat driehonderd heksen de dood in. Zelfs
Gisbertus Voetius, een religieuze geleerde, geloofde nog in heksen.
Wat hebben we te danken aan die tijd?
In staatsrechtelijk opzicht kwam er een driedeling in de
macht (Montesquieu) en in de levenssfeer kwam er aandacht voor mensenrechten (Thomas
Paine) en vrouwenemancipatie (Mary Wollstonecraft).
Waarom dit boek?
De uitgever wilde essays over Verlichtingsdenkers. Veenbaas
knoopte daar het thema van de vermeende rationaliteit aan vast.
Brands wil inmiddels wel eens wat horen over de misverstanden
die over de Verlichting bestaan.
Veenbaas zegt dat er genuanceerder over de Verlichting moet
worden gedacht dan men vroeger deed, toen men Spinoza aanpakte vanwege de afkeer
van zijn godsbewijzen.
David Hume noemde de rede een slaaf van de hartstocht. In
zijn A Treatise of Human Nature beschreef
hij een ontboezeming: hij raakte in verwarring door de sceptische kijk. Na een
spelletje triktrak herstelde hij, waardoor hij concludeerde dat de natuur een
groter goed was dan het verstand.
Brands refereert aan ons superioriteitsgevoel ten aanzien
van moslims en vraagt wat er fout is gegaan.
Volgens Veenbaas is de Verlichting een complex begrip, dat
zowel in historische zin als boven historisch gebruikt wordt. In de laatste zin
wordt er een ethische sluier omheen gehangen en bezien vanuit de eigen morele standpunten
zoals huidige atheïsten doen. De atheïst Lessing bepleitte echter voor
ruimdenkendheid ten opzichte van religies, Spinoza begon zijn Ethica met godsbewijzen.
Brands sluit af met de opmerking dat door het verwijderen van
de sluier duidelijk wordt het hoe complex die tijd is, maar hij wil het wel zo
houden, al heeft hij geen tijd meer om uit te leggen waarom hij dat vindt.
Voor meer informatie, hier
een recensie van Miriam Rasch, die weinig betekenis voor het heden kon
ontdekken, hier
een verhelderende beschouwing van Carel Peeters in VN.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten