Overrompelend en stil makend portret van maatschappelijke verandering
De kersentuin was
het laatste theaterstuk dat Anton Tjechov schreef voordat hij in 1904 overleed.
Hij werkte lang aan de tekst, die vlak voor zijn dood onder regie van
Stanislavski in première ging. De
kersentuin speelt op het breukvlak van de feodale en de nieuwe tijd en handelt
over een aan lager wal geraakte aristocratische familie die in rep en roer is
over de toekomst. De Vlaamse theatergroep Stan weet wel raad met chaotische toestanden.
Het tienkoppige gezelschap verbeeldt met een bijna gedrogeerde euforie de
laatste dagen van de oude orde.
Vooraf staan de spelers al trappelend te wachten in het
enorme decor met verweerde glaspanelen met vitrages daarboven aan de
linkerzijde en oude kapstokken aan de andere kant. Op de grond ligt een
kolossaal zeil dat een vloerkleed met symmetrische patronen moet voorstellen. Het ligt in het de kinderkamer van het oude landhuis waar de familie na de thuiskomst van mater
familias Andrejevna Ranjevskaja (Jolente De Keersmaeker) uit Parijs een beraad houdt om aan veiling van het landgoed met daarop oude
kersenbomen te ontkomen.
Stan brengt De
kersentuin low profile. Het is alsof we naar een vrijblijvende repetitie
kijken, waarin iedereen zijn eigen gang gaat en, zoals inderdaad het geval
is, de regisseur ontbreekt. Zakenman Lopachim (Frank Vercruyssen) loopt rond
met de blik van een regelneef. Hij probeert het publiek aan de uiterste
linkerkant, dat uitkijkt op de spots achter de glazen wand, betere
plaatsen toe te wijzen. Als dat niet lukt, vanwege de onverwacht hoge opkomst van het aantal toeschouwers,
deelt hij de benadeelde toeschouwers mee dat ze alleen tijdens het eerste
bedrijf last van de glaswand zullen hebben. Een van de jonge speelsters voorziet
dat ze daar juist prima zitten. Ze zullen een andere voorstelling zien die ook zeer
de moeite waard is.
Zonder verdere overgang begint Lopachim tegen het als enige op het toneel overgebleven
kamermeisje (Scarlet Timmers) over de tijd van aankomst van de trein uit
Moskou. Hij vertelt dat hij rijk is, maar wel van boerenafkomst.
Zijn verklaring wordt gevolgd door die van de boekhouder die zijn nieuwe krakende
schoenen komt tonen en zegt iets over het belang van de sociale achtergrond van de mensen op het landgoed. Als het gezelschap eenmaal gearriveerd is, trekt de boekhouder
een wit jasje aan om aan te geven dat hij ook de functie van de oude bediende Firs
(Stijn van Opstal) vervult. Hij zucht vaak dat de
verhoudingen vroeger tenminste duidelijk waren, is de hele voorstelling door bezorgd dat men
kou vatten en bedient op een koddige manier de spots aan de linkerkant alsmede
de ventilator die de kersenbloesem de kinderkamer in blaast. Zijn opmerking
dat het publiek aan de linkerzijde inderdaad goed zit, wekt de lachlust op.
De beminnelijke dochter Anja (Evelien Bosmans) vertelt over
de lange reis terwijl haar vermoeide moeder en haar breedsprakerige oom Leonid (Robby
Cleiren) de vertrouwde omgeving in zich opnemen. Het voorstel van zakenman
Lopachim om de kersenbomen om te kappen en daarvoor in de plaats datsja’s te plaatsen
die veel geld van zomergasten opleveren, valt niet in goede aarde. De moeder
stelt haar hoop op een oude tante die mogelijk geld geeft om het landgoed te
behouden. Ontroerend is haar weerzien met de liberale student Petja (Lukas de
Wolf), de vroegere onderwijzer van haar zoontje dat op het landgoed verdronk,
hetgeen reden voor haar was om naar Frankrijk te vertrekken. Ze staat niet te wachten op
nog meer tegenslagen.
Tot het bonte gezelschap, dat de aandacht van het publiek
opeist, behoort ook de vitale pleegdochter Varja (Evgenia Brendes). Haar moeder
wil haar koppelen aan zakenman Lopachim en daarmee het behoud van het landgoed
veilig stellen. Sfeervol is haar Russisch dat door een toeschouwer verstaan
wordt. In het derde bedrijf vraagt een speler heel gevat aan deze Russisch
sprekende kijker naar de betekenis van haar woorden. Een ander opvallend
personage is Charlotte, een vrijgevochten jonge vrouw van onbestemde afkomst met
een achtergrond op goochelgebied, die voor luchtige en kleurrijke accenten in
de voorstelling zorgt.
De changementen tussen de vier bedrijven worden door het
gezelschap gezamenlijk verricht en roepen een sterk collectief gevoel op.
Charlotte houdt tussen het eerste en tweede bedrijf de trekkoorden van de
vitrage als een stel ballonnen op de kermis vast, zodat de anderen de glaspanelen naar de
achterwand kunnen rijden. Firs probeert met een kruimeldief de scherven van een
kopje op te ruimen dat het kamermeisje van schrik liet vallen toen ze
besprongen werd door de drank- en geldzuchtige bediende Jasja (Bert
Haelvoet). Tijdens de volgende slapstick-achtige buitenscène (zie foto van Koen Broos) steekt Jasja, door de magische
invloed van Charlotte, vergeefs een sigaar op, maar later
geeft ze hem alsnog een vuurtje met de met was ingesmeerde loop van haar geweer. Het kamermeisje geniet van de nabijheid van Jasja en
de boekhouder begeleidt zichzelf met een humoristisch lied op gitaar, door hem steevast
een mandoline genoemd. Het is tegelijk treurig dat hij geen richting in zijn
leven heeft en daarom altijd een pistool bij zich draagt.
In het derde bedrijf, dat op 22 augustus speelt, de dag van de
mogelijke veiling van het landgoed, danst men energiek op de toppen van
de vulkaan, hoewel de moeder de muzikanten niet eens kan betalen. De
zondvloed lijkt niet ver weg. Af en toe valt men uit de danszaal de salon
binnen om het hart te luchten of, zoals Jasja die al twee beroertes heeft
gehad, op adem te komen. De moeder wacht in spanning op Lopachim en Leonid die
naar de veiling zijn geweest. Er gaan geruchten dat het landgoed verkocht is. Lopachim
komt als eerste terug om dit te bevestigen maar kan niet praten omdat hij per
ongeluk op het hoofd geraakt is door een keu, waarmee Leonid zijn dagen slijt. Later
horen we dat hijzelf het landgoed gekocht heeft en dat hij straks de
kersenbomen zal rooien. Blij is hij er niet mee, evenmin als de familie. Jasja
in de enige die zich te goed doet aan de champagne die Lopachim aan het begin
van het laatste bedrijf inschenkt.
De moeder kan haar verlies moeilijk accepteren. Het inzicht in
de nieuwe tijd dat Petja haar probeert bij te brengen is niet aan haar besteed.
De afbraak van de kersentuin ligt als een molensteen op haar hart. Ze besluit gehoor
te geven aan het verzoek van haar zieke minnaar om naar Parijs terug te keren. De
anderen gaan terug naar de stad. Voor het zover is, wil de moeder toch nog een
huwelijk tussen Varja met Lopachim arrangeren, maar Lopachim is, stilletjes gadegeslagen
door de rest van het gezelschap, te schuchter om Varja in te palmen en reist
net als de anderen af. De eenzaam achtergebleven boekhouder blaast het kaarsje
uit.
Anders dan bijvoorbeeld Oom
Wanja mist De kersentuin een duidelijke
verhaallijn, waardoor de aantrekkingskracht elders vandaan gehaald moet worden.
Stan doet dit door een veelheid van melodramatische taferelen en personages, waarmee de inertie
van de bezittende klasse, het in drank vergetelheid zoekende volk en de onvermijdelijke verliefdheden tussen de veelal jonge mensen duidelijk naar voren worden gebracht. In tijden van onzekerheid overheerst de weemoed naar de duidelijke vormen in het verleden. De kersentuin van Stan is een overrompelende,
maar tegelijk stil makende ervaring. Het spektakel doet denken aan onze eigen
tijd, waarin eenzelfde soort onzekerheid en daarop gestoelde reflexen waarneembaar
zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten