Droefstemmende geschiedenis over een levenslustig volk
De films van Tony Gatlif zijn een lust voor het oog. De levendigheid
van de Roma cultuur, zich uitend in muziek, dans en malle gekte, springt daarin
steeds naar voren. Zelfs in een film die in de Tweede Wereldoorlog speelt en op
ware gebeurtenissen berust, al is de uitbundigheid vanzelfsprekend minder dan
in eerdere films als Latcho Drom of
in Gadjo Dilo.
Een groep van vijftien Roma trekt in 1943 door Noord
Frankrijk. Het is een armoedige stoet met gammele paardenwagens, die geholpen
door de mannen over de modderige paden hobbelen. Een van de mannen, de haast
waanzinnige Taloche, meent mensenvlees te ruiken, sprint het bos in en haalt
een weesjongen onder de struiken te voorschijn, die hij Tchouroro (arme) noemt.
Ze nemen hem mee naar het dorp Saint Amont waar ze hun kamp opslaan voor de
druivenoogst. Een van de veelzeggende details in de film is de kreet van een hard
hollend dorpsmeisje, die langs kippen en vee op weg naar haar huis is en roept dat
de zigeuners er aan komen.
Theodore Rosier is de burgemeester annex veearts van Saint
Amont en ontfermt zich over de jongen, terwijl zijn assistente Lundi – tevens verzetsvrouw
en dorpsonderwijzeres – stempels in hun paspoorten zet en rantsoenkaarten
uitdeelt. Taloche maakt daarbij gebruik om een stempel te stelen en daarmee
zijn billen te bewerken. Rosier zegt erbij dat de bezetter het rondtrekken verboden
heeft.
Claude bezoekt de dorpsschool terwijl de zigeuners in
afwachting van de druivenoogst door het dorp lopen om handel te drijven en de
dorpelingen te vermaken met hun muziek. Ze worden zelfs ingezet om zieke kippen
aan de praat te krijgen. Er loopt ook een slechterik rond die nog een appeltje met
de Roma te schillen heeft, zo lijkt het. Hij bezoekt het kamp samen met de
gendarmerie die hen een uitreisverbod geeft, en neemt tot ontzetting van de
Roma een paar paarden mee.
Juf Lundi gaat naar het kamp om te vragen of de kinderen
naar haar lessen komen, maar zo ver gaan de Roma niet. Ze staan hun kinderen
niet zomaar af. Desalniettemin gaat Taloche toch met een paar kinderen naar
haar klas, al is dat, vanwege zijn innerlijke onrust, niet voor lang. Als
Rosier, in een poging een ziek paard te helpen, gebeten wordt door een
onstuimige schimmel, verzorgen de Roma de wond met eierstruif en koemest.
De mannen overleggen of ze niet weg moeten naar België, maar
de vergadering beslist om de druivenoogst af te wachten. Als de wijnboer hen op
een ochtend met zijn truck komt ophalen is het kamp leeg. De Roma zijn opgepakt
en naar een interneringskamp gestuurd, hetgeen Gatlif mooi in beeld brengt door
langs de lange rij op hun eten wachtende Roma te gaan. Rosier verkoopt voor een
symbolisch bedrag zijn huis aan de groep, waardoor ze vrij komen. De Roma
kunnen echter niet goed aarden in het stenen huis en vertrekken als juf Lundi
en Rosier door de Duitsers worden verhoord. Juf Lundi wordt vervolgens op
transport gesteld. De Roma willen Claude niet meenemen, maar Taloche negeert
dat en roept de jongen mee te helpen de paardenwagen te duwen.
Vitaal, levenslustig
en onstuimig. De Roma leverden een noodzakelijke bijdrage aan onze cultuur, die
door de Nazi’s als bedreigend werd ervaren. Zonder dat Gatlif het met zoveel
woorden zegt - zijn films munten uit in show
don’t tell – is de dreiging met vernietiging steeds voelbaar en wordt op
het eind ook werkelijkheid. Een imposante geschiedenis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten