Intrigerende beschouwingen van een filosoof over biologische
onderwerpen
Johan van de Gronden is filosoof en directeur van het Wereld
Natuur Fonds en schreef een essaybundel die volgens de ondertitel over mens en
natuur gaat. Wim Brands weet dat Van de Gronden al op jonge leeftijd filosoof
wilde worden en geen bioloog en begint over de film De nieuwe wildernis die over de natuur in de Oostvaardersplassen
gaat.
Volgens Van de Gronden is De nieuwe wildernis een mooie film, maar wordt er veel weggelaten.
Zo werd er geen geluid opgenomen als de wind niet goed stond en de snelweg
hoorbaar was. In de film komt, op een eenzame schaatser na, geen mens voor
terwijl er elk kwartier treinen vol forenzen langs razen. Door het gebruik van
drones werd een enorm oerwoud gesuggereerd terwijl het in werkelijkheid om een
gebied van zo’n 56 km2 gaat.
Brands wil weten wat de fascinatie voor de veelbekeken film inhoudt.
Volgens Van de Gronden gaat het om onze fascinatie voor de
overweldigende natuur, al is het gebied in de Oostvaardersplassen van
kunstmatige aard, want de rijke zeeklei was niet bedoeld voor een natuurbestemming.
De overvloedige natuur zoals in de film getoond zouden we graag terug willen hebben.
Van de Gronden gaat in op het ontstaan van de nationale parken aan het einde
van de negentiende eeuw in de Verenigde Staten nadat de natuur daar bedwongen
en ontgonnen was. Eerder al stelde Henry David Thoreau dat de wildernis ons
maakt tot wie wij zijn. Van de Gronden stelt in een kort bestek de filosofische
ideeën over de waarde van de natuur. Kant vatte de natuur niet romantisch op
maar als een ervaring van de morele bestemming van de mens.
Brands haalt een essay aan dat over de samenwerking met Kristofer
Schipper gaat. Samen met deze sinoloog en taoïst bezocht Van de Gronden heilige
plaatsen in China, waar de oude volkstradities nog in ere worden gehouden. Er
zijn nog zo’n honderdvijftig van dit soort plaatsen, waar de rituelen op
harmonie met de natuur gebaseerd zijn. Volgens Van de Gronden biedt deze omgang
hoop op herstel van de ecologische waarde van de natuur, want die kan alleen
van onderop gerealiseerd worden.
Brands gaat verder met een ander essay waarin het gaat over de
waarde van de biodiversiteit voor de veelzijdigheid van talen.
Van de Gronden spreekt van een verbluffende ontdekking die
antropologen deden over de verspreiding van levende talen, waarin er nog zo’n
zevenduizend zijn maar die in rap tempo afnemen. Het aantal talen is het
grootst in gebieden met een grote biodiversiteit. De afname loopt gelijk met de
afname van planten en dieren. Volgens Van de Gronden moet deze ontdekking
leiden tot een herijking van evolutionaire processen. De opvattingen van het
materieel reductionisme worden niet ondersteund door de microbiologie. Hij
denkt zelfs dat het Wereld Natuur Fonds zijn missie moet uitbreiden tot het pal
staan voor diversiteit. Hij noemt als voorbeeld de Friese cultuur, dat veel
woorden heeft voor het kaatsspel en het kievitseieren zoeken.
Brands wil nog iets horen over het essay waarin hij aandacht
heeft voor de grutto, die uit het Nederlandse landschap verdwijnt.
Volgens Van de Gronden worden we pas wakker als dieren
dreigen te verdwijnen zoals nu het geval is met de grutto, die verbonden is met
een cultuurlandschap, dat door de economische overheersing verloren gaat. Het verdwijnen
van soorten maakt duidelijk dat landschap en moraal samenhangen. Van de Gronden
heft bijna wanhopig de armen ten hemel tijdens zijn vraag waarom we niet iets
meer betalen voor onze melk om daarmee de cultuur in stand te houden.
Hoewel zijn betoog af en toe wat technisch was en in heel
korte tijd veel zaken kort werden besproken, werd wel duidelijk dat Van de
Gronden in Wijsgeer in het wild intrigerende
en belangwekkende thema’s aansnijdt. Temeer na het krantenbericht gister dat een derde van alle vogelsoorten in Europa zullen verdwijnen. Tot slot, om positief te eindigen, nog een mooie uitspraak van Thoreau:
I went to the woods because I wished to live deliberately, to front only the essential facts of life, and see if I could not learn what it had to teach, and not, when I came to die, discover that I had not lived.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten