Biografie over een verscheurde homoseksuele joodse
journalist
De voormalige universitair docent Neerlandistiek Jan Fontijn
schreef een biografie over journalist Jacob Israël De Haan die een bewogen,
onrustig leven leidde. Volgens Wim Brands gebeurde er zoveel in zijn leven dat
de biografie wel drie keer zo dik had gekund. Hij citeert het motto van de
biografie: ‘Rustig leven kan ik niet’ en spreekt over een belangrijke brief die
diens vrouw aan De Haan schreef, die als zionist naar Palestina was gegaan en
daar orthodox joods werd, waarna hij zionisten werd vermoord. De brief van
diens vrouw bereikte hem daarom nooit.
Fontijn noemt de datum 15 juli 1924 waarop de brief werd
geschreven die in de nalatenschap van De Haan werd aangetroffen en zich op het
ogenblik in de Jacob Israël de Haan collectie van de Universiteit van Amsterdam
bevindt. Dat was twee weken voor zijn dood. Fontijn leest een fragment voor uit
het begin waarin diens vrouw hem vertelt dat ze zich zelf nooit tot de
orthodoxie zal bekeren, omdat ze anders is aangelegd. In plaats van bij hem te komen
wonen, wil ze hem terughalen. Aan het einde van de brief maakt ze zich zorgen
over hem. Ze vertelt dat ze spoedig vakantie heeft en dan kan vertrekken. Ze
wacht af, zonder hoop.
Brands schetst in het kort zijn leven. Hij werd op 31
december 1881 geboren in een groot joods gezin met vijftien kinderen, waarvan
er vijf op jonge leeftijd doodgingen.
Fontijn gaat verder over de functie van het gezin in de
synagoge. De vader was een leergierige rabijn op verschillende plaatsen op het
Nederlandse platteland, van Bovensmilde tot Zaandam. Hij schreef over het antisemitisme.
Jacob ging naar de kweekschool in Haarlem en ontdekte in die tijd zijn
homoseksualiteit. Hij viel van het geloof en rebelleerde tegen zijn vader.
Brands wil weten wanneer duidelijk was dat er twee bijzondere
kinderen in het gezin leefden, Carry van Bruggen en Jacob Israël de Haan.
Fontijn geeft geen duidelijk antwoord op de vraag maar vertelt
wel dat de twee veel met elkaar omgingen en als een tweeling werden gezien. Omdat
Carry op de eerste dag van 1881 jarig was en Jacob op de laatste, vierden ze
hun verjaardagen samen. Jacob was begeesterd door de Tachtigers, vooral door
Frederik van Eeden en zeer blij met een antwoord die hij op een brief aan hem
kreeg. In 1899 werd De Haan ontvangen in Walden en ging hij dichten.
Brands zegt dat hij zijn joodse geloof vaarwel zegde, socialist
werd en de homo erotische roman Pijpelijntjes
schreef. Brands wil weten wat de man voortdreef.
Fontijn vertelt dat hij een sanguinisch temperament had, veel
van zichzelf gaf, maar ook veel van anderen eiste. Door zijn grote geweten
wilde hij het onderste uit de kan halen en dat zorgde voor conflicten. Bijvoorbeeld
met de zionisten, toen hij orthodox joods werd. Bron van zijn onrust was zijn grote
waarheidsliefde, die zich erin uitte dat hij altijd onverbloemd de waarheid
zei, ook al botste hij daarmee bijvoorbeeld met de partijpolitiek van de
zionisten. Zijn artikelen in het Handelsblad waren een doorn in het oog van de
laatsten.
Brands zegt dat De Haan op jonge leeftijd een outsider werd
en dat altijd bleef, ook door het virulente antisemitisme.
Fontijn stelt dat zijn leven zich afspeelde tussen twee
polen: het joods zijn in een tijd van discriminatie, door Carry van Bruggen
beschreven, versus zijn homoseksualiteit. Het anders zijn was een schokkende
ontdekking voor hem. Hij eiste het recht op om te zijn wie hij was en studeerde
ook rechten om dat te onderbouwen.
Brands weet dat hij zich ook tegen zijn homoseksualiteit
keerde.
Fontijn zegt dat hij zich als orthodoxe jood afkeerde van
zijn homoseksuele kant. Hij trouwde een arts die hem steunde in het leven.
Vandaar haar wanhoopsbrief.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten