Over moord en doodslag valt meer te zeggen dan over geluk
Op de valreep hier een bespreking van de roman die ik op
Recensieweb als mijn ontdekking van 2013 bestempelde. Ik koos vorig jaar Een uitzonderlijke vrouw van Christophe Vekeman
(1972) als het beste boek van 2012. Dit jaar valt deze auteur opnieuw zeer bij
mij in de smaak met een roman over een andere vrouw, namelijk Marie, het tiende
boek van Vekeman inmiddels. Volgens de verteller in het boek, een jonge, maar
wat vreemde dokter, is Marie het liefste meisje van de wereld. Tot haar dood
had hij twee jaar lang het genoegen samen te leven.
Over die gelukkige periode horen we helaas weinig, maar
daarover valt al sinds Tolstoj weinig over te zeggen. De ik-verteller wendt zijn blik naar
het dorp Abraham, dat gezien de omslag in het westen van de Verenigde Staten zou kunnen liggen. Eerst schetst hij een rondborstig portret van de dikke baas in
dat dorp, Steven Blanker, die zowel caféhouder, burgemeester als politiechef
is. De zwaargewicht is niet al te gelukkig getrouwd, draagt ’s nachts een
babydoll en heeft twee zonen: Karla staat hevig aan zijn snikkel trekkend
achter de tap en Arthur is vaak de hort op en nog zelden thuis, maar observeertwel
andere dorpelingen. Steven Blanker blijft toch vooral in het
geheugen van de lezer hangen omdat hij aan een verschrikkelijke buikpijn lijdt,
die hij zelfs probeert kwijt te raken door zijn vrouw te vermoorden, hetgeen de
inleiding vormt tot andere moordpartijen, ook op zoon Karla.
De ik-verteller bouwt het plot verder uit met behulp van de twee secondanten
van politiechef Blanker: William, die getrouwd is met Sabrianala en Mex die samen
met de gehandicapte Patsy door het leven gaat, allemaal kleurrijke personen met
hun eigen problematische binnenwereld. Zo moet de beeldschone Sabrinala zich vanwege overmatige beharing dagelijks scheren en bevredigt
Patsy haar man vanuit haar rolstoel. De alwetende verteller weet de
verschillende lijnen mooi met elkaar te verbinden.
Het is de vraag of de verteller wel zo betrouwbaar is, want
het huwelijk met Marie, die hij ooit langs de weg oppikte omdat ze doodsbang
was voor haar gewelddadige vriend Marc, heeft, anders dan in zijn hoofd, nooit
plaatsgevonden. Haar dood daarentegen op zesentwintigjarige leeftijd lijkt wel
een feit, een fictioneel feit althans.
Het is een burleske toestand in het café van Blanker, dat
genoemd is naar countryzanger Jimmie Rodgers en waar, als Blanker aanwezig is,
alleen diens muziek wordt gedraaid. De oude Brooklyn komt na de dood van Karla solliciteren
naar de functie van barkeeper. Blanker vertelt hem een en ander over de
werkzaamheden en vraagt de man daarna nog eens om de instructies te recapituleren.
Hoeveel keer moest nou de vloer geveegd worden opdat hij schoon was. Brooklyn moet
heel hard nadenken, maar geeft steeds een verkeerd antwoord. Tenslotte zegt
Blanker dat hij de vloer niet moet vegen maar dweilen.
Zo zijn er meer sterke anekdotes die het verhaal tot leven brengen. Ik denk aan Bartje, het zoontje van Sabrinala en William die
na de dood van zijn vader - na een val van het dak in een poging de bal van
zijn zoon te pakken – met de bal in de kerk zit, terwijl zijn
moeder doodsbang is dat de bal uit zin handen valt en straks op de stenen vloer
stuitert.
Sabrinala heeft zo haar eigen vermoedens over de dood van
haar man, die zich meer tot Mex dan tot haar aangetrokken voelde:
‘Zoals het erg moeilijk is te accepteren dat iemand, laat
staan iemand uit je dichtbije kennissen- of vriendenkring, je lievelingskostje
niet lust en het naar eigen zeggen zelfs niet naar binnen krijgt gewerkt, en
zoals het keer op keer verrassend is en zwaar ontgoochelend te moeten
vaststellen dat in cultureel en geestelijk opzicht ogenschijnlijk sterk aan jou
verwante medemensen er als puntje bij paatje komt een volledig andere
overtuiging op na blijken te houden aangaande bijvoorbeeld kunst of politiek
dan jijzelf, ongelooflijk genoeg, zo plegen ook de mensen met een groot geheim
er altijd weer van uit te gaan dat zowat iedereen een minstens even groot
geheim als dat van hen met zich meedraagt, iets wat hij koste wat het kost
verborgen wil houden en waarvan de ontdekking door derden – want zo groot is de
schaamte – potentieel levensbedreigend is.’
Het wachten is eigenlijk op de komst van de dokter, want
beginnen met een dokter en vervolgens de buikpijn van Steven zo levend beschrijven,
vraagt natuurlijk om een samenkomst van beide. In het laatste deel komt
inderdaad de dokter op bezoek, gadegeslagen door Arthur. Er is dan al zoveel
geweld gepleegd dat het niet voor de hand ligt dat er meer doden zullen vallen,
al komt daarmee het slapstick gehalte dichtbij.
De taal waarin dit gewelddadige verhaal gegoten is, is
fantastisch om te lezen met zinnen zoals bovenstaande uit het hoofd van
Sabrinala, die ik soms drie keer moest lezen om door te dringen tot de inhoud.
Erg was dat niet. De taal is zo rijk dat het een genoegen is die vaker dan eens
in te nemen. Tussendoor volgen korte passages als om evenwicht te herstellen.
Deze geven echter andere informatie, staan buiten het verhaal en verwijzen naar
andere romanopvattingen, zoals naar Tsjechov, die vond dat als in een stuk een
pistool werd getoond, die ook gebruikt diende te worden.
Het is boeiend eerdere recensies over Marie te lezen, omdat de roman niet zo eenduidig te interpreteren is.
Cathelijne Esser komt in haar
blog met een scherpzinnige duiding van de roman, die niet alleen een
verhaal is maar een verhaal in een verhaal over rouw. Aan het eind mengt zich de dokter zich weer in het verhaal. Misschien
bestaat zelfs Marie niet. De dood ligt inmiddels alweer zoveel jaar achter hem.
In een van de korte passages zegt de verteller: ‘Alles wat voorbij is, had net
zo goed niet gebeurd kunnen zijn, en alles wat nooit heeft plaatsgevonden, zou
deel kunnen uitmaken van het verleden. Het doet er niet toe. Wat telt is de
toekomst.’
Wat is dan die toekomst? De tijd waarin de pijn zich heeft
opgelost? Voor de dokter komt het zo ver niet. Stilist Vekeman speelt met
de werkelijkheid in dit knap geconstrueerde verhaal met kunstgrepen eromheen. Hij kritiseert de romanopvatting van Flaubert over de alomtegenwoordige
en toch onzichtbare schrijver en die van Willem Frederik Hermans met zijn mus
op het dak. Daarmee is deze roman, behalve wat betreft de inhoud en stijl, ook
in een verder liggend perspectief boeiend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten