Kunst met een grote K.
En nu iets geheel anders, moet regisseur Aike Dirkzwager van Dit is geen dagboek, naar de jeugdroman
van Erna Sassen, gedacht hebben. We vragen het Residentieorkest als muzikale
ondersteuning voor de vele verwijzingen in het boek naar klassieke muziek. Het
werd een combinatie die wonderschoon uitpakte. Misschien wel de mooiste
voorstelling van 2013.
De basis vormt de gelijknamige jeugdroman van Erna Sassen over een jongen
die in het slop gekomen is na de dood van zijn geestelijk onevenwichtige moeder,
die zich voor de trein geworpen heeft. Hij gaat niet naar school, maar ligt in
zijn bed. Zijn vader vindt het welletjes. Hij moet in een dagboek schrijven en
naar klassieke muziek luisteren. Zo niet dan stuurt hij de jongen naar een inrichting.
Dit is geen dagboek, zegt de jongen, die achter een
schoolbankje voor het orkest zit. Dit is een schrift. Hij komt naar voren en vertelt
over de dood van zijn moeder. Anders dan gedacht is hij boos op haar en op alle
andere moeders. Er zijn geen leuke moeders meer, zoals vroeger. Ze hebben het
allemaal te druk met hun eigen leven. Als ze rijk zijn moeten ze hun uiterlijk
bijhouden en als ze arm zijn moeten ze solliciteren. De tirade van de zestienjarige
Boudewijn zet meteen de toon.
Het verhaal ontwikkelt zich op verrassende wijze verder. De
jongen krijgt een meisje naast hem in de vierde klas van de middelbare school die
geheel zonder trauma is. Pauline is een engel door god gezonden. Zijn leven is
opeens goed. Tot zij op een dag zegt dat ze van plan is om aan de pil te gaan. ‘Met wie wil je
dan seks?’ vraagt Boudewijn onnozel. Hij is er nog niet aan toe, hij wil de
toestand tussen hen houden zoals die is. Seks is voor beesten, het doet hem denken
aan blote kippen bij de poelier.
Naast dit psychologisch sterke verhaal verrast ook het spel.
Daniel Cornelissen en rasacteur René Groothof vinden een mooie balans tussen de
opstandige puber en de begrijpende maar grenzen stellende volwassene, de steunende
vader en de wat moedeloze, boze, overgevoelige zoon. Fraai is het voorbeeld van
een eerdere gezinsvakantie naar Frankrijk, waarbij Boudewijn een afgekloven
appel naar buiten werpt. Hij vindt dat heel erg voor het klokhuis en kalmeert
pas als zijn vader vertelt over het vogeltje dat ze ermee voedt. Boudewijn
schampert na deze jeugdherinnering dat zijn moeder tenminste nog iets betekent
voor de wurmen, waarna vader en zoon weer terug bij af zijn.
Groothof speelt niet alleen de vader, maar zo nodig ook de
zoon, vriendin Pauline of het jongere zusje Pluim dat voor Boudewijn een grote
steun is. Hij slaapt zelfs bij haar op de kamer. Als Boudewijn over de zeik is
en aan de drank gaat roept de vader met klem dat hij wil dat het goed met hem
gaat. Zijn machteloosheid wordt mooi zichtbaar in zijn gebaren.
Er is veel humor bij zo’n heftig onderwerp, zoals over die
leuke moeders of over kinderseks, een onderwerp waar Pluim door werd geboeid en
zelfs een spreekbeurt over hield. Er zijn twee soorten niet normaal, zegt de
vader, het is acceptabel dat je in bed blijft liggen, maar niet dat je je
moeder een kutwijf noemt en je blij bent dat ze dood is. Op een scherm dat
boven het orkest hangt worden de dagboekfragmenten op speelse wijze geprojecteerd.
Naast al deze hoogstandjes blijft toch vooral de essentie
hangen: de last van het verlies van een moeder, de smart van het gemis, de
onzekerheid die ermee gepaard gaat en de levenspijn, die door deze multimediale
voorstelling wordt opgeroepen. Kunst met een grote K.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten