Wim Brands kondigt aan dat het gesprek zal gaan over fictie
en werkelijkheid en begint met het laatste. Een jaar of zes geleden zat hij met
Arie Storm (1963) in de trein, die nogal met zijn papieren zat te rommelen. Er
ontstond een nogal onheilspellend gesprek, zegt Brands, over neuroses waarbij
hij als amateur psychiater probeerde uit te leggen dat die uit onveiligheid in
de jeugd vandaan kwamen. Wellicht is dat de aanleiding geweest voor Storm om
zich bezig te houden met de Haagse Schilderswijk, waar hij zijn jeugd
doorbracht. Hij herinnert het zich als een gelukkige tijd, maar was dat ook zo?
In Luisteren hoe huizen ademen wil
hij dat uitzoeken.
Alter ego August Voois woont met vrouw en kind in Amsterdam Zuid.
Het huis begint kuren te vertonen. Het heeft een eigen wil. Het plaatst hem
terug in de tijd. Storm vertelt dat hij niet goed tegen stilte kan en daarom,
als hij alleen is, altijd de BBC radio opzet.
Hoe scherp zijn je jeugdherinneringen? vraagt Brands.
Storm zegt dat het ingewikkeld is, omdat men vooruit kijkt
als men jong is. Hij droomde wel veel over zijn jeugd. Door erover te schrijven
wordt er een wereld opgeroepen, waarvan hij niet altijd weet of die op
werkelijkheid gebaseerd is, zoals dat zoenen van zijn moeder met een ander, maar
dat neemt hij voor lief. De emoties zijn tijdens het schrijven heftiger dan
vroeger. Storm vertelt over de groentezaak van zijn vader, die later een
illegaal denksportcafé werd, waardoor altijd veel dammers bij hen over de vloer
kwamen. Als de politie inviel en vroeg wat die hoog opgestapelde kratten bier
in de tuin moesten betekenen, zei zijn vader dat die voor zijn verjaardag waren
en kwam daar altijd mee weg. Arie had niet zo’n sterke band met zijn ouders,
maar vond, net als zijn zussen, al die bierdrinkende mannen gezellig. Natuurlijk
zit er een andere kant aan. Mensen kochten vaak op de pof en dan moest hij bij
hen langs om het geld op te halen. In de wijk speelde geld altijd een onduidelijke
rol. Tien procent van de vrouwen prostitueerde zich, er werd veel zwart gewerkt,
bijgeklust, verbouwd, uitgebouwd.
Brands gaat verder over August Voois die Maarten ’t Hart leest.
Hij komt zelf ook uit een volks milieu en weet uit ervaring dat lezen niet
aangemoedigd wordt. Het zou slecht zijn voor de hersenen.
Storm las al graag op de lagere school en dat breidde zich
alleen maar uit, ook door goede leraren Nederlands. Hij las alles wat los en
vast zat, al in de vroege uren in bed, ook Georges Simenon. Zijn vader pakte
eens een boek op van Maarten Biesheuvel waarin een fragment stond over een
blote man met zijn hand aan zijn geslacht en vond het niet fraai. Zijn moeder
ging eens haar beklag doen op school omdat haar dochter Tigertits Rosie van Mensje van Keulen voor haar lijst moest lezen.
Brands begint over de damcarrière van Storm. Ooit stond hij
in de damrubriek van de Volkskrant.
Storm zegt dat hij niet goed genoeg was. Hij haalt Mulisch
aan die zei dat men geen talent heeft als men de top niet haalt. Zelf denkt hij
dat zijn concentratie hem in de steek liet. Hij dwaalde vaak af met zijn
gedachten. Op zijn zeventiende was hij bijna jeugdkampioen van Zuid-Holland,
maar hij verloor omdat hij met schoonheid wilde winnen. Hij had ook het idee
dat hij zich moest waarmaken met geweldige zetten, opdat men niet teleurgesteld
in hem zou zijn.
Brands gaat verder in op de overeenkomst tussen dammen en
schrijven. In beide gevallen trekt men zich terug in een eigen wereld. In zijn roman
Luisteren hoe huizen ademen uit Storm
kritiek op anderen. In eerdere romans nam hij zijn familie op de hak. Heeft hij
geen last om de ander teleur te stellen?
Storm vindt dit twee verschillende zaken. Bij het schrijven gaat
het niet om een karaktertrek van hem maar over zijn behoefte de werkelijkheid
op een mooie en adequate manier te beschrijven. Hij vindt met Augie March, een
personage van Saul Bellow, dat ouders en kinderen met de volwassenheid uit
elkaar zouden moeten gaan, maar dat interne verwikkelingen dat vaak beletten.
Volgt een hele discussie over het afbranden van anderen,
zoals ook A.F.Th. van der Heijden deed in De
helleveeg.
Storm is van mening dat anderen zich daar niet druk over
moeten maken. Net als W.F. Hermans ziet hij het leven als een experiment. De
dame in kwestie, presentatrice van de Tros Nieuwsshow, stond symbool voor een
lid van een culturele elite die vaak niet weet waarover men praat. Hij wildd
dat op een geestige manier doorprikken. Voor hem staat waarheidsvinding voorop.
Zelf zou hij zich niet herkennen in een personage. Of hij even kritisch op
zichzelf is kan hij niet zeggen. Wel vindt hij dat August Voois akelige trekjes
heeft.
Brands vraagt waarom hij in Het Parool zo kritisch recenseert.
Storm vindt literatuur belangrijk. Met Salinger vindt hij
dat het in deze kunstvorm gaat om oprechtheid. Diens visie moet echt zijn. Wieringa,
Van Dis en Japin poseren te veel. John Banville is wel oprecht in zijn zoekende
manier van schrijven, net als Gustaaf Peek. Zijn eigen boek is wellicht nog
maar een proloog zoals ook De tandeloze
tijd kende.
Een interview naar mijn hart.
Rein,
BeantwoordenVerwijderenHeb je het gesprek: Op 11 december zond de VPRO het interview uit dat Jeroen van Kan had met Jeroen Brouwers, gevolgd?
Prachtig over de polemiek en hoe je onterecht iemand opbrandt. Circus van de pen in plaats een dol gedraaide trampolinespringer die uit veelschrijverij voorbij zijn doel schiet...
Groet
Hij staat op mijn lijstje, Robert!
Verwijderen