Schrijverschap gaat boven
familietaboes
Philip Snijder is een schrijver die zijn eigen sociale
milieu als bron voor zijn werk gebruikt met alle problemen rond de openbaarheid
van dien. Anderhalf jaar geleden sprak hij daar al over met Wim Brands naar
aanleiding van zijn roman De volcontinu.
Dit onderwerp komt weer terug in het gesprek dat Jeroen van Kan met hem heeft
over Bloed krijg je er nooit meer uit.
Deze vijfde roman handelt over een vijftigjarige man die terugkijkt op de
relatie met zijn tien jaar jongere zus Francien. Hij is aanwezig bij haar
sterven in het ziekenhuis en bezoekt daarna het huis waar ze woonde, hetgeen de
aanleiding vormt tot schaamtevolle herinneringen.
Van Kan begint erover dat de ontmoetingen met Francien door
de man werden afgewezen.
Snijder vertelt dat de zus uit was op steun om haar leven op
gang te brengen en dat de man haar de rug toekeerde. De man weet door het
slechte contact niet goed wie zij is. In het boek wordt dit zichtbaar door de
Proloog die zich rond haar verwekking afspeelt en het tweede deel dat na haar
overlijden speelt. Daartussen bevindt zich een groot gat.
Van Kan zegt dat de man er toch in slaagt het contact met de
familie te behouden.
Snijder antwoordt dat de man niet persoonlijk groeit, al is
er aan het slot een andere richting waar te nemen. De verteller is op het
moment van het sterven van de zus juist bezig met zijn literaire debuut, dat
lijkt op Zondagsgeld. Snijders vroeg
zich af of hij dat boek, dat een onthullend beeld geeft van zijn familie op het
Bickerseiland in Amsterdam, wel moest publiceren. Deze twijfel speelt in Bloed krijg je er nooit uit door het
verhaal heen.
Van Kan zegt dat de zus het verhaal Zondagsgeld in een literair tijdschrift las.
Snijder had niet gedacht dat zijn familie het zou lezen,
maar een tante hoorde ervan van de vrouw van een boekhandelaar op de
Haarlemmerdijk. De zus had na lezing kritiek op haar broer. Waarmee we zijn
aangeland bij het probleem van het persoonlijk schrijven. Wanneer wordt zoiets
een etaleren van familieproblemen? Volgens Snijder verdraagt een persoonlijk
gekleurde roman net zoveel fictie als nodig is om het verhaal rond te krijgen.
Hoeveel dat is heeft te maken met de intuïtie van de schrijver. Zelf zet hij de
vraag hoever hij kan gaan, uit zijn hoofd. Schrijverschap gaat boven de taboes
die hij aankaart, al levert dat geen zuiver geweten op.
Van Kan vraagt of meespeelt dat het dilemma moeilijk uit te
leggen is aan de familie, maar Snijder antwoordt dat dit niet helemaal zo is.
Hij probeert de kwestie te ontwijken.
Het is een comfortabele positie dat hij desondanks
geaccepteerd wordt in de familie.
Van Kan komt terug op de schaamte van de hoofdpersoon, die
soms de ergernis van de lezer opwekt, zoals ook Marloes Otten in haar
bespreking op het literaire weblog Tzum opmerkt.
Snijder komt erop terug dat er op het eind toch een
verandering waarneembaar is bij de hoofdpersoon, die bang was om terug te
vallen. Schaamte over de familie verdubbelde zich door de schaamte daar weer over.
In het huis van Francien vindt een omslag plaats, een kanteling in gevoel en
houding. Snijder vertelt dat zijn zus het ongeluk had dat ze zeven jaar was
toen hun vader zwaar ziek werd. Terwijl hij de dans kon ontspringen, miste zijn
zus de kracht om uit het milieu te ontsnappen.
Van Kan eindigt ermee dat de tragiek was dat ze tegelijk
zijn steun zocht.
Dit lijkt me een mooi boek man!
BeantwoordenVerwijderenniet dat ik dit ooit bij mijn zus deed: afwijzen, maar gewoon om te zien hoe een ander iemand om gaat met zoiets ergs
Verwijderen