Een gedicht moet overtuigen, dat is het enige
Dichter K. Michel (1985) heeft zijn nieuwe bundel de
verrukkelijke titel Te voet is het heelal
drie dagen ver meegegeven. Het is al zes jaar geleden is dat de vorige
publicatie met de net zo mooie titel Bij
eb is je eiland groter verscheen, die bekroond werd met de Guido Gezelle -
en de Awater Poëzieprijs. Tussendoor brengt Michel ook nog wel het nodige uit.
Hij vertelt tegen Jeroen van Kan dat hij heel precies is en dat een publicatie
tijd vraagt. Over de verzamelbundel die ook nog uitkomt is hij heel tevreden.
De gedichten hebben door zijn noeste arbeid de tand des tijd doorstaan. Hij
geeft zelf les in poëzie schrijven en raadt zijn studenten aan om niet te
jakkeren om iets gepubliceerd te krijgen. Dat werkt later tegen. Een
onvoldoende doorgewerkte tekst kan als een huis in elkaar storten. Een gammele
constructie is niet te verbeteren.
Van Kan vraagt wanneer men weet of een gedicht af is.
Michel zegt dat dit een lastig te zeggen is en dat dit niet
alleen een kwestie van verstand is. Er moet ook een lichamelijke klik zijn, het
gevoel dat de appel rijp is om van de boom te vallen. Hij luistert naar een
gedicht als naar een brandkast die open klikt als men de juiste code ingetoetst
heeft. Door het gedicht steeds te herschrijven raakt het steeds meer af. Hij
herkent een tunnelvisie, die vaak optreedt bij details, die de bedding vormen
van de kern, de basis, de constructie en weet die dan in een volgende versie op
te sporen en weg te halen. De basis is soms een flauwe grap, die hem
bijvoorbeeld verteld werd aan de telefoon door een neefje. Die grap wringt dan
in een serieuze context. Vergeleken met de grote wereld staat er voor hem niets
op het spel, al zou hij graag een gedicht schrijven dat de wereldvrede zou
bevorderen of zelfs bewerkstelligen. Dat zou dan een kernwoord bevatten met een
magische betekenis dat alles verandert, zeker in contact met publiek, dat toch
al bevredigend voor hem is. De rationele kant is van minder belang in zijn werk
dan de beelden, die hij oproept.
Van Kan vraagt hem naar een gedicht met zo’n kern maar die
zit in elk gedicht.
Michel leest het gedicht Worry
en zegt daarbij dat hij zich net als iedereen zorgen maakt. Het werkwoord to
worry stamt uit de middeleeuwen en heeft de betekenis van een jachthond die
zijn prooi doodschudt, hetgeen men tegenwoordig bij zichzelf doet. Het einde
waarin hij oproept zichzelf niet te wurgen, is teder bedoeld.
Van Kan vraagt vervolgens of poëzie ergens toe kan
aansporen.
Michel antwoordt dat dit wisselt en dat het open is wat men
ermee moet. Hij zegt vervolgens dat het pas interessant zou zijn om mensen in
een dictatuur aan te sporen om de ketenen te verbreken, maar tegelijk denk ik
dat we hier in het westen genoeg heilige huisjes hebben die we ook kunnen afbreken.
Michel vindt in ieder geval wel dat de wereld in zijn werk resoneert. Omdat hij
nieuwsgierig is en begaan met zijn familieleden en vrienden, zijn er altijd wel
onderwerpen waarover iets te schrijven valt. Daarnaast is hij ook
geïnteresseerd in taalvormen. Dat leidt tot verschillende opzetten van zijn
gedichten. De combinatie van de twee leidt tot diversiteit. Niet alles kan in
zijn gedichten geuit worden. Hij schrijft het zo op dat het klinkt. Hij haalt
Wim Brands aan die zei dat het vreemd was dat mensen in een vrij gebied als de
poëzie grenzen willen aanbrengen. Voor Michel moet een gedicht overtuigen. Dat
is de enige grens.
Hier
de site van de uitgever met daarop een link naar een pdf, waarop de eerste
vijftien pagina’s staan afgedrukt, waaronder het fraaie gedicht Worry.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten