Internationaal liefdesdrama tegen de achtergrond van een Amsterdamse
oorlogsgeschiedenis
Paul Baeten Gronda is een Vlaams schrijver. In zijn vierde
roman Straus Park zet hij in drie
delen een boeiend verhaal neer over een liefdesgeschiedenis tussen de Britse kunsthistorica
Julie Dane en het Amerikaanse rijkeluiszoontje Amos Grossman. De familiale
omstandigheden oefenen met terugwerkende kracht een grote invloed op de relatie
uit.
Dit blijkt meteen in het eerste hoofdstuk met de
intrigerende titel 21, 22, 23, 24, 25. Daarin bedrijven de 33-jarige Julie en de
30-jarige Amos, een gesjeesde geschiedenisstudent, met elkaar de liefde op een heftige
manier, waarbij Julie Amos in zijn wang bijt. Aan het eind van het hoofdstuk
resumeert Amos zijn leven: ’Hier was het
op uitgekomen. Dertig jaar alleen zijn, drie weken met haar, een lentezondag in
een kamer aan de rivier, vijf seconden in een kus en nu bloedend op een bed.
Als hij de kus herhaalde in zijn hoofd en telde, kwam hij op vijf seconden uit.
21, 22, 23, 24, 25. In die tijd was hij zichzelf geweest. Daarin hoorde hij
niets. Zelfs niet in de verte. Zijn opgedroogde bloed op haar lippen en haar
natte warmte, niet meer. In die vijf seconden, daarin woonde hij, Amos Grossman
van 76 West 107th Street aan Straus Park, New York.’
De roman vervolgt met een hilarische koop van een Ferrari, daarin
bijgestaan door vriend Butch Casey een rechtenstudent uit Maine, die later ook
geïnteresseerd blijkt in Farren,de rijke vrouw van Amos. Eerst echter komen de ouders
van Amos om het leven bij een vliegtuigongeluk, waarna Amos het ouderlijk huis
Straus Park van zijn broers kocht.
Het huwelijk met de net zo rijke Farren, een schoolgenootje van
de Dalton school, duurt zes jaar en daarin zetten ze een dochtertje op de
wereld. Het einde van de relatie is heftig, met vriend Butch als aanleiding voor
de breuk. Amos vlucht in de armen van de wat oudere makelaar Alison, niet
bepaald de liefde van zijn leven. Die ontmoet hij aan het eind van het eerste
deel in de persoon van de Britse Julie die naar New York komt gevlogen om kunstschatten
te bekijken die in handen zijn of waren van de familie Grossman.
In sprankelende bewoordingen laat Amos zijn gedachten gaan
over Julie als ze samen in een taxi zitten, na de aankomst van Julie in New
York: ‘Als Butch ooit nog maar een
splinter voor Farren had gevoeld van wat hij nu voelde voor die half slapende,
warme, leeggeprate vrouw die naast hem oplichtte en verduisterde op het ritme
van de voorbijflitsende straatverlichting, dan begreep hij helemaal waarom die
onnozele Butch nu, in dat lelijke overhemd van hem, in een stom kantoor in
waar-was-het-ook-weer zijn dagen zat af te schrapen met een vrouw die Sharon
Stone heette. Tegelijk besefte hij perfect waarom hij al die tijd had gevoeld
dat hij bang moest zijn voor Julie Dane. Dat was wat zij kon doen, zij kon zo’n
Butch van hem maken. En het zou haar niet eens veel moeite kosten.114 ’
In deel twee wordt het kalmer. Stilistisch gesproken, want
de spanning is er niet minder om. Die gaat over de bezettingsjaren in
Amsterdam. Daar zijn joodse grootouders van Amos, de hulpeloze dokter Markus en
zijn gehaaide vrouw Charlotte, vanuit Duitsland neergestreken. Charlotte werkt
samen met de Duitsers om hun hachje te redden - Charlotte’s kleine oorlog
genoemd - en verscheept na de oorlog gestolen kunst naar de nieuwe wereld, waar
ze het deels verkopen en het er goed van nemen.
Vooral de sfeer in het eerste deel is tintelend, met flair
en beeldend beschreven, zonder dat daar een woord Vlaams bij is. Daarna blijft de spanning gehandhaafd maar wordt het wat
gewoner. In het laatste deel keren we terug naar Amos en zijn moeizame
relatie met Julie, nog steeds boeiend vanwege de afloop, maar de
vibrerende stijl van het eerste deel wordt niet meer gehaald. Dit is niet erg.
Baeten Gronda heeft duidelijk bewezen dat hij kan schrijven en belooft veel
voor de toekomst.
Hier
de trailer op Youtube.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten