Feminiene hartenkreet over de beperktheid van het bestaan
De drie zussen Brontë spreken tot de verbeelding. Oud werden
ze geen van allen. Hun vader overleefde hen. In hun korte levens wijdden Charlotte,
Emily en Anna zich aan het schrijven. De gedichten die ze onder een mannelijk
pseudoniem uitbrachten deden niet veel, de romans daarna des te meer. Jane Eyre en Wuthering heights werden bestsellers, de roman van Anna zou meer
aandacht gekregen hebben als Charlotte dat niet had tegengewerkt. De pastorie in
het arme Noord Engelse Haworth, waar de jonge vrouwen met hun alcoholistische broer
en vader woonden, werd een bedevaartsoord. Tragiek en succes gingen hand in
hand. Een voorstelling over de zussen trekt dan ook zonder enig nadenken. Met
gesloten ogen liep ik in een val.
Het is de wraak van de vrouwen, dacht ik na afloop. De wraak
die al begon omdat ze hun gedichten niet onder eigen naam konden publiceren. De
wraak van de vrouw op de man. Ik moest denken aan Geerten Meijsing die ooit een
tweedelige roman schreef waarvan het eerste deel Veranderlijk en wisselvallig luidde en het tweede deel Semper femina, altijd de vrouw, hetgeen
genoeg zegt over de inhoud. Hoewel Meijsing een rationeel denker is en ik toch
wat meer intuïtieve eigenschappen meen te hebben, voelde ik me door de vrouwen
van Discordia teruggezet in de hoek waar de klappen vallen.
Waar gaat dit over!? Ik voelde me verwant aan Jan Joris
Lamers die zich ophield achter de enorme rij kleren (zie ook de foto op de site),
die diende als een buffer tussen podium en verkleedruimte. Af en toe wierp hij
vanaf de zijkant een bezorgde blik naar de vrouwen waarin te lezen was of het
wel goed ging en of ze er beter geen eind aan konden maken.
Het begint er al mee wie de beginzin gaat zeggen. De
vrouwen op het toneel aarzelen en treuzelen. Aslan, een naam die wellicht
gebaseerd op een romanpersonage van de Ierse schrijver C.S.Lewis, zit ongeïnteresseerd
op een stoel, mompelt wat voor zich uit en verdwijnt later achter de jurkenzee,
waardoor het spel in eerste instantie moet komen van de zussen Lot en Emmy.
Ergens in de verte doen ze denken aan de Brontë zussen, maar daarnaast hebben
ze ook een inbreng vanuit andere invalshoeken. We bevinden ons niet in
Yorkshire maar op een eiland dat vulkanisch is en tegelijk omgeven door ijs. Duidelijk
is de verschillende oriëntatie van de zussen: Emmy is de romantica, Franssprekend,
tekenend, gehuwd met Edgar, maar verscheurd door haar liefde voor IJsbrand, Lot
is koeler, een hardnekkige wetenschapper, altijd bezig met experimenten, betreffende
de zwaartekracht of het uit de dood opwekken van hun vader.
De twee verschillen meteen al van mening over de manier
waarop de zusjes het pad gaan naar het ouderlijk huis. Moet het zijn: het pad
af gaan of op gaan? In ieder geval zien ze daar de zusjes, huilend,
overstuur nadat ze een hond geplaagd hebben. Ondanks hun verschillen, die na de
pauze vergroot worden neergezet als Lot over de natuur spreekt en Emmy over
haar doodswens, gaan de zussen toch op een solidaire manier met elkaar om.
Het spel is bij vlagen hilarisch, ook door de verf die ze
uit de lessenaars aan weerszijden van de speelruimte halen en waarmee ze de
wonden die ze oplopen op de huid kwasten. Toch had ik het idee dat de voorstelling
zelf niet helemaal uit de verf kwam. Het ontbrak aan humor. Het bleef teveel
een toneelstukje met het nodige verkleden en veel drukte. Much ado about nothing, zoals een komedie van Shakespeare luidt, van
wie een tekst uit Macbeth in de
voorstelling werd aangehaald. Literair was er sprake van een duizendpoot, met
verwijzingen naar Drie zusters van
Tsjechov en de mentale luiheid die door Proust gepropageerd werd. Maar wat zou
ik doorgaan over deze hartenkreet van deze vrouwen over de beperktheid van het
bestaan. Die is toch ongrijpbaar vanuit mijn beperktheid als man.
Gelukkig was er wel een glaasje wijn of waterchocolade, zo
zijn de vrouwen ook wel weer.
Hier iets meer
informatie op de site van Discordia.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten