De bijbel als voorloper van de literatuur
De vermaarde kinderboekenschrijver Guus Kuijer (Amsterdam,
1942), verlegde zijn spoor met het hervertellen van oude bijbelverhalen voor
mensen die er niet meer mee worden opgevoed. Inmiddels zijn er drie bundels van
De bijbel voor ongelovigen
verschenen: over Genesis, De uittocht en de intocht en over Saul, David, Samuel
en Ruth. Kuijer denkt dat er nog wel twee delen zullen volgen, Wim Brands hoopt
op drie.
Brands vraagt of hij er elke dag aan werkt.
Dat blijkt zo te zijn. Kuijer is een ochtendmens. Hij begint
om zeven uur en werkt door tot twaalf uur (in de ochtend neem ik aan). Hij heeft
een Duitse vertaling bij zich in een ouderwets jasje, maar het boek verkoopt
goed, net als in de Verenigde Staten waar het eerste deel is verschenen en de
andere twee delen gekocht zijn. Daarnaast heeft Kuijer een boek bij zich van
zijn vader waarin studies vermeld staan over het eerste bijbelboek.
De agnost Kuijer kwam op het idee om het Oude Testament te
vertalen omdat hij als kind geboeid werd door de verhalen die dagelijks door
onderwijzers en onderwijzeressen op zijn christelijke school verteld werden.
Onder het vak Bijbelse geschiedenis
werden de verhalen elk jaar opnieuw van voor af aan verteld, in de kersttijd
onderbroken door het kerstverhaal uit het Nieuwe Testament en in de Paastijd
door het lijdensverhaal. Hij vond de verhalen heel wat boeiender dan de
moralistische preken. Omdat dezelfde verhalen elk jaar door een andere leerkracht
verteld werden, kreeg Guus een idee van de persoonlijke invulling ervan.
Brands vraagt hoe hij weet dat de leraren zo goed konden
vertellen.
Kuijer erkent dat hij zich dat misschien inbeeldt, al werd
het vertellen en voorlezen in de jaren vijftig belangrijk gevonden. Hij heeft
zijn verhalen zo opgeschreven zoals hij ze zelf gehoord heeft en leest het
eerste stuk over Adam voor die vertelt dat God een balletje opgooide. Kuijer
vertelt daarbij dat dit een ingeving was, van God zo men wil.
De verhalen zijn oude volksverhalen waarin men, net als
tegenwoordig in een roman, duiding geeft van de tijd waarin men leeft. Men
heeft dezelfde angsten en twijfels als wij. Soms zijn de verhalen nog steeds
actueel. Kuijer noemt het verhaal van Mozes die in het boek Exodus door de
dochter van de Farao uit de Nijl werd gered en in het paleis van haar vader
grootgebracht.
Brands waardeert het dat Kuijer een bijfiguur als verteller
promoveert.
Kuijer noemt het dilemma waarin zij verkeert
hartverscheurend. Ze veroordeelde zichzelf tot ballingschap, ontdekte Kuijer in
een later bijbelboek.
Brands brengt literatuurcriticus James Wood ter sprake, die
vertelde dat de bijbel geen twijfel kent.
Kuijer zegt dat de twijfel onderhuids zit, bijvoorbeeld bij
Sara, de vrouw van Abraham die lang geen kinderen kan krijgen en op haar
negentigste van God hoort dat ze nog een zoon zag krijgen. Hagar, de slavin die
Abraham de zoon Ismaël geschonken heeft, spot met God. Volgens Kuijer is dat
omdat zij de biologische herkomst van Isak in twijfel trekt.
Zijn schoolmeesters begrepen de kritiek van God op de
mensenoffers niet, zoals in het verhaal waarin Abraham in eerste instantie Isak
moet offeren, maar daarna ervan weerhouden wordt. Kain is geen gruwelijke
moordenaar, maar een nomade die zijn broer Abel, een akkerbouwer doodt.
Daardoor straft God, die meer opheeft met nomaden dan men sedentairen, Kaïn
mild. Volgens Kuijer is de weg lang van de nomadische God naar de God voor
iedereen.
In de Toren van Babel wordt de stadsmens veroordeeld. God is
niet boos op de menselijke hoogmoed, maar op het technische vermogen waartoe de
mens in staat is. Hij gaat daar tegen in met spraakverwarring.
Volgens Brands is de literatuur een nazaat van de kritiek die
in de bijbel verwoord wordt. Een mooie afsluiting van een aardig, veertig minuten
durend gesprek.
Hier
mijn bespreking van het eerste deel van De
bijbel voor ongelovigen uit 2012.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten