Vormloze weergave van een gemaskeerde werkelijkheid
De roman Zomertijd is
het afsluitende deel van een drieluik, waarin John Coetzee zijn leven
beschrijft. In Jongensjaren en Portret van een jongeman kwamen respectievelijk zijn
jeugd tijdens de apartheid en zijn studietijd in Engeland aan bod. In Zomertijd beschrijft hij de terugkeer
naar Zuid-Afrika in 1972 tot zijn erkenning als schrijver in 1977. Hij wijkt in
het laatste deel af van het geijkte autobiografische procédé en beschrijft deze periode na zijn eigen dood door
middel van interviews die een fictieve biograaf met enkele kennissen van Coetzee .
De roman is vijf jaar na verschijnen uitgangspunt voor een
toneelstuk door Compagnie Dakar, opgericht in 2001 door Guido Kleene, met de
bedoeling de horizon van de theaterganger te verbreden. Hij is zelf een van de
spelers en wordt geflankeerd door Eva van Manen en Hans Man in ’t Veld. Volgens
de begeleidende tekst spelen zij drie generaties Zuid Afrikanen, allen op hun
manier worstelend met het raciale verleden.
In het toneelstuk is van deze inter-generationele verschillen
weinig merkbaar. Wellicht komt dit omdat men de promotietekst al moet inleveren voordat
het stuk tot stand is gekomen. De drie spelers spelen vooral rollen van
personages die in de roman voorkomen, zoals het nichtje Margot of de Braziliaanse
danslerares. Man in ’t Veld speelt daarnaast vooral de vader, Kleene zijn zoon
John en Van Manen zorgt, als zij geen rol speelt, vanuit een soort regiehoekje voor
commentaar op de andere twee acteurs.
Vanwege het fictieve karakter van de roman is dat commentaar
in ruime mate te maken. Zo merkt Van Manen op dat de grootouders van John
helemaal niet in hetzelfde huis als het gezin in Kaapstad woonden, hetgeen een
kluchterige verwarring teweeg brengt. Compagnie Dakar voegt er nog meer aan
toe. Zo bromt Man in ’t Veld, die met zijn voeten in een teiltje water wil
zitten, dat er zelfs geen teiltje is vanwege de bezuinigingen. Of hij breekt in in het gesprek van de anderen terwijl
hij een dutje doet omdat hij bij een bepaald woord moet opstaan. In plaats
van een verrijking van de roman doet dit echter afbreuk aan de vorm en wordt
het een rommelig geheel.
Dat begint al met het neerleggen van kaartjes op de
toneelvloer, die landen in Afrika moeten verbeelden, in het bijzonder plaatsen
in Zuid-Afrika waar de familie Coetzee, die ooit uit Middelburg kwam, nauwe
connecties mee had. Man in ’t Veld wijst tijdens het neerleggen van de kaartjes
op een vakantieposter van Tenerife aan de muur waar hij zelf ooit geweest was.
De kluchterigheid die in het begin van de voorstelling de overhand heeft, verdwijnt
steeds meer om plaats te maken voor scènes uit het boek die soms
voorgelezen en dan weer gespeeld worden.
Het amateurisme is daarbij nooit ver weg. Bijvoorbeeld in de
scène waarin John eenmaal terug in Kaapstad typt, terwijl zijn aan lager wal
geraakte vader toekijkt, een plas doet en tegelijk een blik op zijn papier
probeert te werpen. Het beeld is mooi maar inhoudelijk voegt de scène weinig toe.
De dramatiek die Coetzee zelf zo aangrijpend weet te
verwoorden komt bij Compagnie Dakar helaas niet over. Omdat een visie ontbreekt,
valt de vorm uiteen in verschillende losfladderende eenheden. Anders dan de schrijver, die met zijn boeiende maskerades de waarheid op zijn staart proberen trappen, weten de acteurs de horizon niet te verleggen.
aangepast 17 maart 8:12 uur
aangepast 17 maart 8:12 uur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten