Over het kwaad dat niet zo banaal is als Hanna Arendt dacht
Abram de Swaan studeerde politicologie en psycho-analyse,
werkt als hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam en is bekend
als esssayist. Zijn laatste boek Compartimenten
van vernietiging met als ondertitel Over
genocidale regimes en hun daders gaat over massamoord, dat hij het moderne
kwaad noemt. Hij schreef het om inzicht te krijgen in de mechanismen erachter.
Wim Brands spreekt met De Swaan aan de hand van drie videofragmenten,
waaronder de massamoord van een Hutu minderheid op de Tutsi’s. De genocide in
Rwanda vormde een van de aanleidingen om het boek te schrijven. In Europa reageerde
men zeer geschokt omdat de slachting, meer dan de misdaden van bijvoorbeeld Pol
Pot, deed denken aan de Holocaust. Net als de nazi’s voerden de Hutu’s ook via
de media propaganda tegen een bevolkingsgroep.
Het eerste fragment gaat over de getuigenis van Eichman
tijdens zijn proces in Jerusalem in 1961. Hanna Arendt die het proces meemaakte
schreef over de banaliteit van het kwaad, dat ons allen tot daders kan maken,
maar De Swaan is het daarmee niet eens. Hij denkt dat Arendt verblind werd door
het idee dat de maatschappij zo ingewikkeld is geworden dat iedereen daarin een
radertje is, dat men geen besef meer heeft van het geheel en automatisch orders
van anderen opvolgt. De Swaan zegt dat Eichman niet een plichtsgetrouwe
ambtenaar was, maar een rabiate jodenhater en dat Arendt dat later ook wel
besefte maar niet de moed had haar mening over hem te veranderen. De Swaan
onderkent het gevaar dat wij ons ook zouden kunnen laten meespelen met de
omstandigheden, maar anderzijds vindt hij het ook een cliché dat post heeft
gevat als echo van het religieuze idee van onze zondigheid.
Het tweede fragment gaat over een bekend psychologisch
experiment dat Milgram in 1963 in Connecticut liet uitvoeren, waarbij
proefpersonen schokken werden participerende daders toegediend, soms zelfs tot
bewusteloosheid erop volgde. De Swaan spreekt tegen dat allen onder invloed van
de leiders handelde die de opdrachten gaven. Een derde van de zogenaamde daders
wilde niet meewerken en anderen wisten volgens De Swaan dat het om een
experiment ging. Milgram had zelf oog voor deze, voor zijn bewijs, beperkende
voorwaarden, maar geen instrumenten om de verschillen vast te stellen tussen
weigeraars en participanten. Zijn navolgers vergaten het probleem met het
onderzoek niet meer aan de orde.
In het derde fragment, uit een uitzending van Diogenes in
1905, vertelt een zwarte over het verschil tussen Hutu’s en Tutsi’s dat door de
Belgische kolonisten werd vergroot. Identificatie en desidentificatie spelen
een belangrijke rol bij massamoorden. Er worden altijd groepen tegen elkaar
opgezet en buitengesloten. De Hutu militie maakte maar een klein deel uit van
de bevolking maar dwong anderen om mee te moorden op straffe van de dood.
Militieleden en meelopers verschilden gradueel met elkaar in de zin dat de
eersten een beperkte gewetensfunctie hadden, weinig verantwoordelijkheid kenden
en ten derde, zoals bekend werd in de later gevoerde processen, een groot
gebrek aan medelijden hadden. Het liefst zou De Swaan het experiment van Milgram
nog eens overdoen en dan de zogenaamde daders onderzoeken op hun
persoonlijkheid.
Het is jammer dat Brands niet het actuele voorbeeld van
Wilders inbrengt die precies doet wat De Swaan betoogt, namelijk groepen uitsluiten.
Wellicht kan De Swaan om te beginne het empathisch vermogen van Wilders eens
testen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten