‘Ik wilde niet dat ik het wilde maar ik wilde het wel.’
Seks en liefde vormen een innig paar. Lichamelijke behoeften
zijn niet gemakkelijk los te koppelen van geestelijke verlangens. Al aan de
moederborst is sprake van een verstrengeling. Met de paplepel ontvangt het kind
ook liefde. Erotische verlangens gaan vaak samen met het verlangen om dicht bij
iemand te zijn. De verhouding tussen de twee wordt een probleem als het over de
omgang tussen een kind en een volwassene gaat. Dat is wat Ted van Lieshout aan
de orde stelt in Mijn meneer. Hoewel de volwassene in dit boek zeker
geen kinderlokker is en de vaderloze Ted een jongen is met een sterk erotisch
verlangen, begeven de twee zich toch op een gevaarlijk terrein.
Van Lieshout beschrijft met veel gevoel vanuit de ogen van
de elfjarige Ted diens relatie met de volwassen Timmermans, een nieuwkomer in
het dorp. Het verhaal speelt in de zomervakantie van 1966 als hij als knechtje
van bakker Kasper brood aan de deur brengt. Aan het eind van de vakantie gaat hij naar de zesde klas en maakt hij tot
teleurstelling van Timmermans een eind aan de verhouding. De gehuwde
Timmermans, wiens vrouw op vakantie is in Zwitserland, heeft een spoorbaan in
de garage en vraagt Ted, als die langs komt om brood af te leveren of hij een
keer langs wil komen als de trein rijdt. Ted gaat ernaartoe vanwege de aandacht
en maakt in de weken erop samen met de man in de garage van lego een kasteel.
Er ontwikkelt zich tussen de twee een erotische verhouding. Ted geeft ervan
blijk dat hij graag tekent en reclametekenaar Timmermans onderwijst de jongen
in de beginselen van het modeltekenen. Vandaar is het nog een kleine stap om
uit de kleren te gaan.
De moeder van Ted is weliswaar bezorgd maar heeft zelf een heimelijke
verhouding met de huurder die tijdelijk bij hen in huis woont. Zelf hebben de
hoofdrolspelers ook wel het idee dat ze over een grens gaan, want Ted zegt
tegen zijn moeder dat er ook nog andere kinderen bij Timmermans komen en de man
draait de deuren op slot als Ted op bezoek is. Ted voelt zich trots op de
exclusieve verhouding met de volwassene, maar is ook op zijn hoede. Zijn
gevoelens zijn tegenstrijdig: ‘Ik wilde niet dat ik het wilde maar ik wilde het
wel.’
Zijn gewetensnood legt het echter af tegen de spanning over
de intimiteit in de garage en zijn behoefte aan koestering. Bakker Kasper is
boos als Ted in de bestelwagen een keer naar de bobbel in diens broek kijkt en
besluit tenslotte dat hij maar niet meer moet meegaan. Voor het verhaal is dat
prima. Zo loopt de affaire mooi rond af.
Dat geldt niet voor de manier waarop Van Lieshout de jongen
neerzet. Het is een betweterig en eenzaam kereltje, dat worstelt met het
verlies van zijn vader en in de stad op school zit omdat hij in het dorp gepest
wordt. Hij beschrijft zijn kennismaking met mevrouw Timmermans als volgt: ‘Het
was een nette mevrouw. Je kon zien dat ze veel aandacht aan haar kleding en
make-up besteedde, waardoor ze er toch nog redelijk knap uitzag, hoewel ze van
zichzelf niet mooi was. Ze had hoog opgestoken haar dat van achteren was
vastgezet met een soort broche. Dat vond ik een belachelijk gezicht. Als je een
broche op je kraag speldt doe je hem toch van voren en niet op je rug? Ik vond
het sowieso een merkwaardige mevrouw. Niemand bij ons heeft op zaterdag
zondagse kleren aan. Ze liep zelfs op hoge hakken. Mijn moeder loopt ook
regelmatig op hoge hakken, maar echt niet als ze gewoon thuis is!’
Dit gekeuvel gaat nog een tijdje door, alsof het niet
uitmaakt hoe men formuleert als het vanuit een kind gedacht is. Ted denkt dat
zijn vader vanaf een wolk op hem toeziet, toch geen gedachten voor een
elfjarige jongen, eerder voor een kleuter. Vaak gaat het preutse, bange
jongetje aan de haal met alle mogelijke gedachtegangen over wat er niet zou
kunnen gebeuren als, wat hij zou zeggen als, wat hij zou antwoorden als. Hij
wordt stevig onder de duim gehouden door het roomse gedachtegoed, dat
schuldgevoelens oplevert, waar hij moeilijk mee kan omgaan. Voordeel is wel dat
hij bij een Mariabeeldje, dat zich in een kapelletje in de buurt bevindt, steun
en toeverlaat vindt. Aan haar richt hij zich ook in deze roman in
briefvorm.
Van Lieshout heeft ondanks een vervelende hoofdpersoon een
belangwekkend en ontroerend onderwerp ter hand genomen dat in onze ontwikkelde
maatschappij aandacht en openbaarheid verdient. In zijn Nawoord schrijft
hij dat hij hetgeen hem overkomen is verkeerd was maar dat hij de ervaring niet
afwijst en het heeft opgevat als liefde. Dat hij daarvoor uitkomt mag dapper
genoemd worden.
Een eerdere versie van deze recensie staat op www.recensieburger.nl
Het taalgebruik en de denk wijze van het leuke jongetje Ted hebben mijn hart gestolen. De manier van doen van mijnheer timmermans vind ik zeer geslepen. Geduldig lokt hij Ted in zijn web. Dat gaf het verhaal spanning. Ik kon het boek haast niet weg leggen. Knap geschreven en van grote zuiverheid!
BeantwoordenVerwijderenBravo Ted van Lieshout!
Saskia
Dank voor je commentaar, Saskia. Je meent dat de man Ted in zijn weg lokt. Dat las ik toch anders: iemand die ook meer vriendschap zoekt, een vaderfiguur wil zijn.
VerwijderenOverigens hierbij, vooral voor Carmen Meuffels, die pas op het eind begreep dat dit verhaal op autobiografische feiten gestoeld is, een verwijzing naar mijn bespreking op dit blog d.d. 10 februari j.l. van de documentaire Ik zal uw naam niet noemen, over de totstandkoming van dit boek. Zie: http://reinswart.blogspot.com/2012/02/ik-zal-uw-naam-niet-noemen-2012.html