Virtuoze taalkunstenaar trekt alle registers open.
Weinig schrijvers zijn zo bedreven met taal als Dimitri
Verhulst. Hij oefent zijn vak al vele boeken lang op een hoog niveau uit. Over
elke zin lijkt nagedacht, de inhoud ervan is gecultiveerd tot er een juweel
overblijft. Ook in De intrede van Christus is dat zo. Of het nu gaat
over de uier van een koe als een bengelende doedelzak of over een muzikant op
een podium die podiumplanken onder zijn voeten heeft, overal maakt Verhulst
iets bijzonders van. Zijn formuleringen zijn een genot om te lezen. Daarbij
kiest hij ook nog een bijzonder, buitenissig onderwerp: de wederkomst van de
Heer in de Belgische hoofdstad.
Op de titelpagina krijgt de titel nog een toevoeging tussen
haakjes mee: in het jaar 2000 en oneffen ongeveer, een bepaling die voor
een Hollander moeilijk te begrijpen is, al gaat het om een gebeurtenis op de 21ste
juli van dat jaar, de dag waarop sinds 1831 de onafhankelijkheid van het
Belgische natie herdacht wordt, die van start ging onder de Duitse koning
Leopold.
In veertien staties wordt de wederkomst van de hemelse
koning voorbereid. Er wordt druk gespeculeerd over de manier waarop hij zal
binnnenkomen. Zal hij zich melden in de achterbuurten bij de paupers of sluit
hij zich aan bij zijn wereldse collega? In ieder geval hoeft de route van zijn
inhuldiging niet gepland te worden. Hij kan dezelfde weg volgen die de koning
en zijn gevolg gaat naar het koninklijk paleis.
De Brusselse hoofdpersoon, de ik-figuur in het verhaal, en
zijn vriendin Veronique hebben in die tijd net vakantie. Omdat hij ook nog de
woning moet ontruimen van zijn pas overleden moeder besluit het stel, met wie
het toch al niet zo goed gaat, om in Brussel te blijven. Eerder heeft de
ik-figuur zijn moeder nog gepolsd over de ongewone tijding. Beeldend wordt
beschreven hoe ze daarop in eerste instantie reageerde: ‘Ze liet haar
kunstgebit even buitelen in haar mond, een tic die ze altijd vertoonde wanneer ze
haar woorden in de weegschaal lei, ...’
De hoofdstad wordt voor de gelegenheid geheel
opgekalefaterd. Men haalt het meisje Ohanna uit een asielzoekercentrum omdat
zij het Aramees machtig is, want de Heer zal zich zeker niet van het Latijn
bedienen, al hebben sommigen dat wel op hun curriculum staan. ‘Bon, je kon geen
brood meer kopen in die taal, en ook de hoger opgeleide meisjes lieten zich
allang het hof maken door jongens die hun ablatieven op zak hielden.’ Het viel
me op dat Verhulst, zoals in dit citaat, graag zijn formuleringen kruidt met
ontkenningen.
Veel inwoners wijzigen hun gedrag. In het leven van de
ik-figuur en Veronique komt het tot etentje bij de buurman dat anders nooit zou
hebben plaatsgevonden. Juli is ook de tijd van de foorkramers. Er zijn lieden
die gewapend met telelenzen de hele dag het reuzenrad bezet houden. De stad is
die dag afgesloten voor overig verkeer. Tijdens de inhuldiging komt er eerst
een reclamekaravaan langs, net zoals tijdens de wielerkoersen.
De wederkomst van Christus laat ruimte om veel ironie te
spreken over de huidige Westerse samenleving in het algemeen en de Belgische in
het bijzonder, met al zijn verschillende bestuurslagen en daarmee gepaard
gaande riante salarissen die wel een faillissement van de staat in de hand
moeten werken. Bijtend schrijft Verhulst over de bestuurscrisis in zijn land en
het seksueel misbruik binnen de katholieke kerk. De clerus vreest de
bedoelingen van de Heer, die ongetwijfeld naar beneden komt om hen ter
verantwoording te roepen. ‘En de bisschoppen zagen bleek als de vele
kindergezichten waarin zij nog zo vaak hun door aangetaste adem hadden
uitgehijgd.’ Er is zelfs een congregatie van nonnen dat zich collectief heeft
opgehangen uit angst voor een oordeel van hun goddelijke baas. ‘Hun kanten
kappen hadden laatstleden nog onze cartoonisten geïnspireerd toen het bekend
raakte hoezeer de bruiden van de Heer de weeskinderen, voor wie zij enige
decennia terug de volle verantwoordelijkheid droegen, seksueel hadden
misbruikt. Getuigenissen van jongens, inmiddels mannen met mankementen, die
gedwongen werden onder de muffe nonnenrokken te kruipen, en daar aan die
behaarde gabbe te likken tot Moeder Overste opgehouden was met trillen.’
Het motto van het boek bestaat uit een zin met alleen het
woordje ‘la’ in verschillende ritmes. Verderop wordt duidelijk dat het over de
Brabanconne gaat, het Belgische volkslied dat aldus door iedereen, Vlamen,
Walen en Duitstaligen, kan worden meegezongen.
Verhulst toont zich weer de virtuoze schoonschrijver die met
zijn bijtende, rondborstige taal iets moois toevoegt aan de literatuur. Ik zie
hem in vorige boeken op de achterflap, achter de typemachien in een wijdse
akker, een hoofdarbeider die de taal bewerkt als was het braakliggende grond
die in perfecte voren geploegd moet worden.
Wat ik vooral leuk vind aan Verheuls toon is het terloopse ervan. Als je even niet oplet, ontgaat je de essentie van zijn betoog. Ik houd wel van dat subtiele.
BeantwoordenVerwijderenAls Hollander zie ik ongetwijfeld een paar typisch Belgische eigenaardigheden over het hoofd, maar er blijft genoeg over om van te genieten.