De liefde is een revolutionaire kracht die zich aan de
status quo onttrekt
Na mijn verslag van de lezing van Joost de Bloois over Ode aan de liefde (2016) van Alain
Badiou, nam ik de tekst zelf voor me. Het gaat om een dun boekje in een rode
uitvoering en het bevat de weergave van een interview dat Nicolas Truong op 14
juli 2008 met Badiou had tijdens het theaterfestival in Avignon. Badiou zegt in
de Inleiding dat hij te spreken was over het vraag- en antwoordspel, maar dat
kan nauwelijks anders met iemand die naast filosoof ook de minnaar van Badiou
blijkt te zijn.
Het interview is in het boekje ingedeeld in zes
hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk heeft als titel De bedreigde liefde. Daarin vraagt Truong aan Badiou waardoor de
liefde volgens hem bedreigd wordt. Truong verklapt al dat moderne huwelijken
net als vroeger gearrangeerd worden, maar laat Badiou verder praten over een
reclamecampagne van de datingsite Meetic, waarin de liefde door coaching niet
meer aan het toeval overgelaten wordt. Hierdoor is de persoonlijke veiligheid gewaarborgd
is, maar tegelijkertijd is de liefde ook van alle belang ontzegd wordt. Het
huwelijk houdt weinig meer in dan het comfort van het begrensde genot., terwijl
het er juist om gaat het risico en het avontuur opnieuw uit te vinden.
In Filosofen en de
liefde wendt Badiou zich tot Kierkegaard, die in zijn leven zwaar kampte
met de liefde voor zijn verloofde en drie stadia onderscheidt: de esthetische
fase, waarin, zoals in Mozarts Don Giovanni, de liefdeservaring is een ervaring
van ijdele verleiding en herhaling, terwijl in de ethische fase de liefde
zichzelf serieus neemt en in de religieuze fase de absolute waarde van de
verbintenis wordt gesanctioneerd door het huwelijk. Badiou ontleent aan Plato het
idee van differentie die staat tegenover identiteit, waarin het eigenbelang
voorop staat. Dat idee bracht Lacan ertoe om te stellen dat er geen seksuele - maar
alleen een liefdesrelatie bestaat. Badiou onderscheidt drie opvattingen over de
liefde, namelijk de romantische, die draait om de extase van de ontmoeting, de
commerciële of juridische en de sceptische, maar vindt zelf dat de liefde
vooral een constructie van waarheid is. Hij baseert zich daarbij op het begrip evenement
dat niet te doorgronden is.
In De constructie van
liefde verwerpt Badiou de romantische opvatting over liefde, net zoals de
moralistische die hoort bij de sceptische opvatting. Liefde vraagt niet alleen
een uitspraak maar ook een lichamelijk bewijs. ‘Maar je lichaam geven, je ontkleden, naakt voor de ander zijn, het
loslaten van je schaamte, onvergetelijke handelingen, kreunen; dit hele toneel
van het lichaam levert het bewijs van de overgave aan de liefde.’
In De waarheid van
liefde wordt de vraag gesteld waarom de liefde een centraal onderwerp in
films is. Dat komt volgens Badiou omdat we van de waarheid houden. Het toeval van
de ontmoeting dient gefixeerd te worden en wel via trouw. De liefde verwerkelijkt
zich immers door duur. De komst van een kind is volgens Badiou een punt,
waarmee hij een bijzonder moment bedoeld waarop het evenement opnieuw van zich
laat horen. Het is daarmee alsof het evenement verschoven en veranderd
terugkomt.
In Liefde en politiek
wordt politiek opgevat als een collectieve denkpraktijk. Politiek en
staatsmacht staan tegenover elkaar net zoals liefde en familie. De rivaal
bestaat in de politiek maar niet in de liefde. Jaloezie valt, anders dan Proust
veronderstelde, onder de sceptische opvatting. Het liefdesdrama is een ervaring
van het conflict tussen identiteit en differentie. In het Hooglied wordt zij
verbeeld, maar van de knielende liefde in de kerk moet Badiou niets hebben. Het
communisme kan wel een nieuwe mogelijkheid bieden om de liefde te begrijpen.
In Liefde en kunst
stelt Badiou dat kunst het denken van het evenement is. Hij verwijst naar Samuel
Beckett die aandacht besteedde aan de noodzaak van volharding in de liefde. Het
theater verbindt taal en lichaam met elkaar. Daarin heerst ook het collectief
boven het eigenbelang.
In Tot besluit
gaat het over de reactionaire politiek van de Franse president Sarkozy. Volgens
Badiou is die kant er ook altijd geweest in de Franse politiek. De logica van
de identiteit bedreigt de liefde. Badiou waardeert de films van Godard, maar
moet weinig hebben van zijn melancholieke kant. Hij stelt zelf de liefde boven
de politiek. Zelfs het persoonlijk leed van Sarkozy gaat boven zijn politieke
standpunten uit. In dit laatste hoofdstuk stelt de interviewer zich onderdanig op
en vind ik Badiou niet helemaal helder. Wellicht is het een kwestie van de
inhoud steeds weer laten binnenkomen. Het boek Badiou dat Joost de Bloois in 2013 schreef, kan daarbij helpen.
Tenslotte is er nog een nawoord van Joost de Bloois, maar
veel daarvan staat al in het verslag dat ik eerder maakte van diens lezing in
Perdu. Ik besef dat dit artikel meer een samenvatting dan een recensie is, maar
aan een kritische bespreking ben ik duidelijk niet toe, al moet ik zeggen dat
de termen van Lacan me vaak erg zweverig in de oren klinken.
Hier
mijn verslag van een lezing van Joost de Bloois over Ode aan de liefde in Perdu.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten