Organisator, lied- en puntdichter (‘met kerst is het konijn
het haasje’) Are Meijer is er
opnieuw in geslaagd een fantastische locatie te vinden voor het vierde Penrose
poëziefestival. De atoomschuilkelder uit 1947 in het Vondelpark voldoet uitstekend
als gelegenheid waarin zeven uitgenodigde dichters hun werk naar voren kunnen
brengen. Boven de hoofden van de dichters knarst de tram vol mensen die zich
totaal niet bewust zijn wat zich onder hen afspeelt in de veiligheid die de
schuilkelder biedt.
De muziek is andermaal van Annemarie Brijder. Zij voegt net dat noodzakelijke ingrediënt toe
dat zo’n drie uur durend spektakel nog levendiger maakt.Ze begint met een ode aan Nijmegen, de stad van een vroegere geliefde, brengt een tegenwicht tegen alle slecht nieuws op de televisie, zingt in het Frans voor haar nichtje Elise en is er tenslotte wel klaar mee.
Dit maal heeft Meijer acht dichters uitgenodigd, die - op
Gerda Posthumus uit Vlieland na - vanuit alle hoeken van het land, van
Groningen tot Limburg, en zelfs uit Gent gekomen zijn. Omdat de laatste Erika de Stercke (Ninove, 1968) volgens
Meijer sterk beïnvloed wordt door hetgeen ze om zich heen hoort, mag ze
aftrappen en ze doet dit met veel elan met gedichten, die uit het dagelijks
leven ontleend zijn, te beginnen met Wakker
en daarna onder andere over de zeven vergeten groenten. Tussendoor vertelt
ze een aantal Belgenmoppen, waarbij de mop over de vraag waarom een Belg een
mes in de auto meeneemt al door de zaal beantwoord wordt, namelijk om de
bochten af te snijden.
Eric Jansen (Culemborg,
1962) zet zijn bril op omdat hij zijn gedichten in het rode spotlicht
nauwelijks kan zien, maar als er een foto gemaakt wordt zet hij hem gauw weer af. Hij laat weten dat veel van zijn voorgedragen werk in zijn
vierde bundel Einde eiland staat, dat
vooral verhalende observaties met een, naar ik beluisterde, vervreemdende
werking bevat. Poëzie is voor hem een levensreddend medicijn en hij geniet
ervan om dit te delen met lijders aan dezelfde ziekte. Hij begint met Openingszinnen over het woonwerkverkeer
en eindigt met Voortbestaan: 's Nachts sta ik op / in mijn droom /
pak pen en papier / en ga onder bruggen liggen / schrijven.
Daartussen door leest hij Naderende
vrijheid over een man die steeds meer gaat geloven in de kritiek die een
vriend op zijn vrouw heeft, De mannen die
niet meer terugkwamen over de groep die ooit een pakje sigaretten ging
kopen, maar toch besloot om weer op te duiken, Serpent over een vervellende vrouw, en In de duinen (zie hieronder).
Robin Veen (Den
Haag, 1953) vertelt dat hij zijn gedichten met een mooie regel begint en dat
het einde ongewis is. Vandaag leest hij het verhalende gedicht Glas voor, dat twee delen bevat waarbij
het eerste deel over een vrouw en het tweede deel over haar zoon gaat, die een
moeilijke verhouding met elkaar hebben. Na de pauze leest hij nog vijf
gedichten, te weten Illusies, De grens,
Bruin café, Kom je ook?, Schizofreen
en als toegift het sonnet Ooit.
Meliza de Vries is
in Sri Lanka geboren en voelt zich duidelijk thuis op het podium. Ze timmert
hard aan de weg, leest voor uit een dik aantekeningenboekje met intelligente en
zelfbewuste poëzie. Ze schreef speciaal voor deze gelegenheid in de
atoomschuilkelder het gedicht F5 toets (zie
hieronder), leest vele andere gedichten voor zoals Spam, waarin ze zegt dat mensen het mooist zijn als ze ongewenst
zijn, Eilandhoppen, hetgeen in haar
geboorteland toch iets heel anders is dan op Vlieland, haar bekroonde bijdrage Liefste voor een liefdesbrievenwedstrijd
en eindigt, omdat we in de buurt van Artis zijn, met Pinguïns over het meten met één maat.
Frans Terken
(Heerlen, 1949) debuteerde in 1969 in de Dichtershoek van NRC en woont
tegenwoordig in de omgeving van Leiden. In 1999 hervatte hij zijn poëtische
werk in een fraaie gedragen stijl, onder andere tijdens de Haarlemse Dichtlijn.
Hij begint met Zomerzinnen naar
aanleiding van de tour van de Poëziebus, leest voor uit gedichten die hij in
Eijlders voordroeg, zoals Waar ligt de
grens? Na de pauze leest hij onder andere voor uit de bundel die hij met
Joop Scholten maakte, zoals het gedicht In
kamers gerommeld.
Jan Kal (Haarlem,
1946) behoeft geen introductie, maar Meijer houdt toch diens bundel Praktijk hervat in de hoogte die hij op
de middelbare school bij De Slegte in Groningen kocht. Kal leest eerst bekende
sonnetten van hemzelf, zoals Mont Ventoux
en Cruijff 50, daarna latere
sonnetten zoals Bomaanslag Bologna
waarin hij ternauwernood ontsnapt aan een terroristische aanslag in 1980, en
tenslotte sonnetten uit de Europese traditie. Hij begint met het allereerste
sonnet dat hij ooit schreef, Uitgeschreven
geheten. Tegenwoordig maakt hij sonnetten op basis van zijn dromen hetgeen
hallucinerende inhoud oplevert waarbij Janine Jansen moeiteloos overgaat in
Daphne Schippers of, tijdens een stadswandeling met Max Pam, de Grote Markt in
Haarlem steeds maar wijkt. Het Franse sonnet baseerde zich op Petrarca. De
Franse hofdichter Pierre de Ronsard werkte Een
hagelwitte hinde uit 1304 om tot Een
hertenjong. Veel van zijn sonnetten gaan over de onbeantwoorde liefde met
titels als Die gouden lokken of De verliefde dokter. Op zijn sterfbed
dichtte hij Ik heb nog botten slechts
en voor hij de laatste adem uitblies ’t
Is klaar.
Hier
mijn verslag van het Penrose poëziefestival 2016,
hier de site van Are Meijer,
hier
de site van Annemarie Brijder met daarop enkele nummers die ze zong,
hier
een aantal deze middag niet voorgelezen gedichten van Erika de Stercke op de
site van Leestafel,
hier
In de duinen, een favoriet gedicht
van Eric Jansen,
hier de site
van Robin Veen,
hier de site van
Meliza de Vries met daarop F5 toets en
We zouden opnieuw kunnen beginnen (p.3),
Liefste (p.13) en Eilandhoppen (p.29),
hier de
blogspot van Frans Terken met daarop Waar
ligt de grens?,
hier
Mont Ventoux en Cruijff 50 op Gedichten.nl,
Met dank aan Onno Wijchers en Anneke Wasscher en haar man voor de
foto’s.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten