Brieven
uit de oorlog houden de gemoederen danig bezig
Spanje
en de burgeroorlog (1936-1939) vormen een tweetal waarover men tot op de dag
van vandaag in Spanje niet uitgesproken raakt. Nog altijd worden er massagraven
gevonden uit de tijd, waarin de Spanjaarden in twee machtsblokken lijnrecht
tegenover elkaar stonden en die een half miljoen slachtoffers kostte. Sales
beschrijft die tijd vanuit een drietal personen, die door die oorlog met hun
seksuele en religieuze verlangens in de knoop raken.
Advocaat
Lluis houdt in het eerste deel als luitenant bij een Republikeinse brigade in
Aragon een dagboek bij, waarin hij ons op een droge, babbelende toon inlicht
over de gang van zaken. Hij heeft zijn
zoontje Ramonet en diens moeder Trini in Barcelona achtergelaten. De band
tussen Lluis en Trini, die uit een anarchistisch nest komt, is niet sterk. Zij
zijn dan ook niet getrouwd. Tussen de gevechten door wisselt hij van gedachten
met Picó, een handige oude pedel van de universiteit en de vaandrig Cruells,
maar vooral deelt zijn existentiële opvattingen over het leven, waarin we allen
vreemdelingen zijn, met zijn oude schoolmaat Juli Soléras. De laatste uit in
een flamboyante taal zijn ideeën over het obscene begin en het macabere einde
en alles wat daartussen in ligt. Lluis raakt in Aragon in de ban van een
deftige vrouw die na de dood van haar man moederziel alleen met haar twee
kinderen op een kasteel verblijft. Zij spreekt Lluis op een dag aan. Zij was
ooit een meisje uit het dorp en bang dat ze haar privileges als kasteelvrouwe
kwijtraakt. Lluis duikelt de huwelijksakte voor haar op, die bewijst dat zij
getrouwd was met de kasteelheer, maar in
ruil daarvoor krijgt hij op seksueel gebied niet van haar gedaan wat hij
verlangt. Aan het eind van het eerste deel geeft Soléras, voordat hij de
brigade verlaat, brieven aan Lluis die hij van Trini ontvangen heeft.
In
het tweede deel horen we vanuit het oogpunt van Trini dat Soléras periodiek bij
haar langskwam met blikken gecondenseerde melk. Trini bekeert zich onder diens
invloed tot het katholicisme. Het is onwaarschijnlijk dat ze ooit nog met Lluis
zal trouwen, maar ook Soléras mag zich niet in de handen wrijven.
In
het derde deel verwacht de lezer over de interpersoonlijke verhoudingen te
vernemen vanuit het oogpunt van Soléras, maar het is verrassend de jonge
Cruells die ons zijn visie op de oorlog geeft. Net als Lluis en Soléras is hij
een wees, die door een tante werd opgevoed. Hij was in opleiding voor priester
en heeft de brieven die Soléras aan Lluis heeft gegeven stiekem gelezen.
Tijdens een dood front, waarin er niets gebeurt, wil hij een bijeenkomst tussen
de brigadeleden en hun vrouwen organiseren om de relatie tussen Lluis en Trini
verbeteren, maar dat valt nog niet mee.
De
titel Ongewisse glorie
slaat terug op de dag in 1931, dat in Catalonië de republiek werd uitgeroepen.
‘Het was de glorie van een dag in april en we konden toen niet vermoeden dat
die zo ongewis was; wie had kunnen denken dat die euforische vreugde vijf jaar
later zou uitlopen op de meest absurde slachtpartij…’
Het
was een absurd strijdtoneel waarin hun eigen nogal elitaire brigade
rivaliseerde met de onderontwikkelde leden van de platvoetenbrigade. Soldaten -
zoals ook Soléras - liepen gemakkelijk over naar de andere partij en als er
geen oorlog gevoerd werd voetbalden de vijandelijke troepen met elkaar: ‘We
waren republikeins omdat het gebied waar we ons bevonden, waar we vandaan
kwamen, republikeins gebied was; waren we geboren in de andere zone dan zouden
we daarvoor gevochten hebben.’ Ook Cruells heeft op het punt gestaan over te
lopen.
De
persoonlijke en maatschappelijke idealen van de hoofdpersonen worden door de oorlog aan gort geschoten. Lluis
beleeft weinig genoegen met de kasteelvrouwe, Soléras kan Trini niet krijgen,
net zo min als Cruells, die als aankomend priester ook nog eens lijdt door het
geweld van zijn bondgenoten, de anarchisten, die niets moeten hebben van de
clerus en kloosters in brand steken en
priesters vermoorden.
‘Nu
hebben we er de mond vol van dat we nooit onze jeugd zullen verraden en
verloochenen, dat we er altijd trouw aan zullen blijven, maar wat betekent dat
als we onze jeugd nu al verraden en verloochend hebben?’ schrijft Trini
wanhopig in een brief aan Soléras.
De
wanhoop veroorzaakte een levenslang litteken in de Spaanse geschiedenis.
Wellicht dat een monumentale roman als Ongewisse
glorie, die in gekortwiekte vorm al werd uitgegeven in 1956,
meehelpt om een beetje met het verleden in het reine te komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten