Producten en ziekten gaan al langer heen en weer over de
wereld.
Wim Brands memoreert een uitspraak van Thomas Friedman, die
in The world is flat stelde dat de wereld plat werd door de globalisering, maar Charles Mann heeft
onderzocht dat dat al het geval is sinds Columbus, dus sinds het einde van de
vijftiende eeuw. Daarvóór stond ieder deel van de wereld los van de rest. Er
waren alleen incidentele contacten zoals Marco Polo die legde.
Mann kwam bij zijn idee voor dit boek naar aanleiding van The
Columbian Exchange van Alfred Crosby, dat hij in de jaren negentig las. Hij
vroeg de laatste om een update over de uitwisselingsgedachte, maar die zei dat
Mann die zelf maar moest schrijven. Een andere kiem voor dit boek kwam voort
uit zijn moestuin. Hij realiseerde zich dat alle gewassen die hij verbouwde uit
andere windstreken kwamen. Tomaten kwamen via Peru, Mexico en de Oekraïne naar
New England en zijn dus geen Italiaans product, evenmin als de deegwaren die
uit Azië komen. Mann reisde de hele wereld rond om zijn onderzoek te doen.
Brands legt met behulp van de school tv een en ander uit
over stromen producten die heen en weer gingen tussen de oude en de nieuwe
wereld.
In China nam, nadat men de Amerikaanse mais en (zoete)
aardappelen ging verbouwen, de bevolkingsgroei toe. Aardappelen kunnen sterker
groeien dan rijst. Tegelijk vond er een ecologische ramp plaats. Boeren werden
steeds meer naar het westen gedreven en kapten bossen om akkers aan te leggen.
Nu krijgen ze geld om bomen te planten. Het maakt daarbij niet uit of die dood
gaan. Het gaat om het planten. Mann zag daarom heel wat dode bossen.
In Centraal Afrika verbouwde men de, uit Amerika afkomstige,
maniok, cassave en mais. Door de bevolkingsgroei kan de ecologische achtergrond
van de slavernij verklaard worden.
Tussen 1580 en 1615 ontstond een wereldwijde tabaksgekte.
Dit gewas kwam oorspronkelijk uit het Amazonegebied. In China rookten ook de
kinderen. Mann zegt dat het bij de Chinese ziel hoort om te roken. Hoewel op de
verkoop officieel de executie stond, haalde deze waarschuwing weinig uit.
Koffie kwam oorspronkelijk uit Ethiopië en gedijde goed in
Brazilië omdat het daar geen natuurlijke vijanden had in de vorm van parasieten.
Dat gold ook voor rubber in Sri Lanka. Het Amazone gebied was de vindplaats
voor rubber, een van de elementen voor een industriële ontwikkeling naast staal
en brandstof. Men besloot daarom in Sri Lanka rubberplantages aan te leggen,
die daar welig tieren.
Behalve allerlei levensmiddelen en narcotica werden ook
ziekten door Europeanen ingevoerd in Amerika. Omdat men daarop niet ingesteld
was, lieten veel Amerikanen het leven na de kennisneming met de Europese
cultuur. Mann stelt dat daardoor de Europeanen ook een voet tussen de deur
konden zetten. Er waren vele vacatures door de massa sterfte.
De grote hongersnood in Ierland ontstond toen men met de
meststof guano uit Zuid Amerika een aardappelziekte meenam. Die besmette de
aardappel die in 1845 in Ierland volksvoedsel nr. één was.
Tenslotte vraagt Brands wat al die feiten en feitjes hem
geleerd hebben.
Mann meent dat de globalisering een feit is maar dat de
schadelijke gevolgen beperkt kunnen worden, zoals voorzorgsmaatregelen in
rubberplantages in Sri Lanka tegen parasieten uit Brazilië.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten