Hulp aan vluchtelinge leidt tot innerlijke strijd bij
helpster
De theaterprogramma’s van Marjolijn van Heemstra zijn een
grote aanwinst voor de Nederlandse cultuur en vormen een stimulans in debatten
die gaande zijn rond controversiële onderwerpen. Van Heemstra begon met een
project over het seksueel misbruik in de rooms-katholieke kerk, stelde in het
programma Bommenneef vragen rond de
rechtvaardigheid van het gebruik van geweld en verbeeldt dit keer met een Afghaans
Nederlandse soap de moeilijkheden die een nieuwkomer ondervindt bij de ingroei
in de Nederlandse maatschappij. Van Heemstra zegt dat het zeventien jaar duurt voor
men hier een plaats gevonden heeft en helpers blijken net zo goed hun moeilijkheden
te hebben. Van Heemstra vecht met haar voormalige Afghaanse oppas Zohre Norouzi met de
nodige liefde en haat een innerlijke strijd uit, die erg mooi door haar wordt
uitgebeeld.
De plaats die de jonge vrouwen op een soort steiger dat
later ook een dakterras moet voorstellen is al bijzonder. Hun houdingen zijn daarbij
veelzeggend. Van Heemstra staat rechtop en Zohre ligt half. Nadat de
zaallichten gedoofd zijn, ontstaat in het donker een filmscherm waarop het
einde van de laatste aflevering van de eerste en laatste Afghaanse soap The secrets of this house te zien is. De
scène vormt een belangrijk element in de voorstelling omdat Zohre, net als haar
idool Soraya, niet duidelijk kan maken wat ze wil. Van Heemstra legt uit dat na
Soraya’s woorden Ik wil… een reclame
volgt over mobiele telefoons waarna het afgelopen is, deze soap die zich volgens
Van Heemstra wel erg traag ontwikkelde. In een latere driftbui over haar
onmacht om schot in de ontwikkeling van Zohre te krijgen, verwijt ze de
Afghaanse dat ze als een soort Rapunzel op haar dakterras zit te wachten tot de
toekomst langs haar haren omhoog geklauterd komt, waarop Zohre gestoken
verwijst naar kale plekken op haar achterhoofd vanwege de stress die zij
beleefde tijdens de lange, moeizame vlucht via Turkije en Griekenland.
De persoonlijke benadering van Van Heemstra werkt
elektrificerend. Haar naturelle verhaal over de ontmoeting met Zohre in 2015,
het jaar dat de vluchtelingenstroom op zijn grootst was, brengt de toestand van
toen weer heel dichtbij. Ze schets de euforie om deel te nemen aan het avontuur
om de oorlogsvluchtelingen met open armen te ontvangen en bedacht dat ze Zohre
een baantje kon geven als oppas voor haar één-jarige zoontje. Het geluk
daarover kreeg al gauw een schaduwzijde, omdat Zohre vroeg of ze ook bij haar
in Amsterdam kon blijven slapen. De verwarring daarover wordt door Van Heemstra
fraai uitgebeeld. Hoewel ze eigenlijk wilde dat de oppas terugging naar haar
flat in Alphen aan de Rijn, kon ze toch geen nee zeggen. Daarmee haalde ze
zichzelf heel wat problemen op de hals, die op de Facebookpagina van Operatie Zohre te vinden zijn, maar in
de voorstelling op een hoop gegooid worden, al haalt Van Heemstra in haar
driftbui wel hard uit naar de inburgeringscursussen die veel leed veroorzaken. Ze
verbaast zich erover dat er geen protocollen zijn over de ingroei. Volgens haar
is er sprake van een blinde vlek.
De verschillen in inzichten tussen de Afghaanse en de
Nederlandse worden fraai uiteengezet en al in de soap verbeeld door een gesprek
tussen Soraya en de Perzische mystieke dichter Rumi. De vraag van Soraya naar
het geluk wordt door Rumi beantwoordt met de uitspraak dat het er al is, maar
dat men het alleen moet zien.
Zohre was alleen gelukkig op het dakterras, de enige plaats
waar de Afghaanse vrouw onder het bewind van de Taliban rust kon vinden, al was
dat alleen in de nacht en dan nog liggend want het gevaar om door een man
gezien te worden was niet te onderschatten. De eigen wil werd daar systematisch
om zeep geholpen. Tegenwoordig zit ze het liefst in de bioscoop, kijkend en
wegdromend of drinkt ze graag thee met een ander. Van Heemstra vindt het maar
een niksige soap. Haar idee van een stapsgewijze en doordachte ontwikkeling,
die na veel geploeter geluk moet opleveren, heeft te weinig opgeleverd. Na
anderhalf jaar geploeter is ze uitgeput.
Humor vormt een belangrijk wapen in de voorstelling. Zohre
brengt de kunst van het kijken in, die verliefde stellen in Afghanistan heel
lang kunnen volhouden. ‘Kijken is niet niets,’ zegt ze tegen Van Heemstra, die
in haar dadendrang het liefst meteen alles wil regelen. Zohre’s uitbeelding van
Marleen, een bezoekster in het azc die hun familie altijd uit hun slaap hield,
is grappig en ook de belastingen vormen een grappig onderwerp van twist. De
vrouwen kaarten al met al de kwestie van culturele verschillen op invoelbare wijze
aan en zetten de toeschouwer daarmee aan het denken over de eigen westerse
normen. Misschien is het zo gek nog niet om, net als Job Cohen, de eerdere
burgervader van Amsterdam, deed, vaker een kopje thee met elkaar te drinken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten