Visuele handicap vormt geen hindernis om zichzelf te laten
zien
Uitgeverij Holland Park
Press zet zich in voor verspreiding van Nederlandse literatuur in Engelstalige
landen en geeft tegelijk met de Engelse vertaling The institute het romandebuut van Vincent Bijlo uit 1998 opnieuw
uit. Het laat daarmee zien dat Het
instituut een zeer welkome bijdrage aan de Nederlandse literatuur vormt. De
manier waarop Bijlo zijn ervaringen in het blindeninstituut beschrijft, is
tegelijk wrang als humorvol. Blind zijn is in ieder geval niet zielig zijn. Dit
is al af te lezen in een prachtig stukje vooraf over de effecten die donder en
bliksem voor blinden en zienden hebben.
Bijlo zet aan het begin van Het instituut heel ongebruikelijk meteen
de personages neer die samen met de elfjarige hoofdpersoon Otto Iking het
internaat in het Gooi bevolken. Elkaar pesten is een bezigheid die dagelijks
aan de orde is in afdeling De Vink. Vooral Edwin, die als enige nog een beetje
kan zien, is daarin een gangmaker. Graag laat hij anderen struikelen. Harm met
zijn glazen ogen is de beste vriend van Otto, hoewel de goede verstandhouding bijna
op de klippen loopt als Harm Otto ervan verdenkt dat die zijn glazen ogen
gestolen heeft.
Prachtig is de onderkoelde
humor waarmee Otto zich door het internaatleven slaat. De ervaringen in het
zwembad, tijdens het examen stoklopen in een nieuwbouwwijk in Bussum en de
kampweek worden op grootse wijze beschreven. Otto is een ondernemend en
creatief kereltje, dat hilarisch over hun seksuele voorlichting en openhartig
over zijn ontluikende seksualiteit schrijft. In zijn eigen radiostation
verzorgt hij uitzendingen over gebeurtenissen op het instituut. Dat brengt hem
zelfs bij de Avro. Otto neemt geen blad voor de mond en maakt het zichzelf daardoor
bij anderen niet gemakkelijk. Zijn grote fantasie leidt tot een plan om samen
met Harm op de brommer van een leraar naar de school in Bovensmilde te gaan om
een zusje van Harm te bevrijden die door Zuid Molukkers wordt gegijzeld. Net
voordat ze het plan willen uitvoeren, blijkt dat de gijzeling beëindigd is. Het
onderwerp krijgt nog een staartje omdat Otto de oneigenlijke berichtgeving van
Privé over de zaak wil aankaarten in het nieuwe eigentijdse jongerenprogramma van
de Avro, maar gaat dat andermaal door omstandigheden niet door. De ouders van
Harm winnen wel de rechtszaak en Harm krijgt een drumstel van de
schadevergoeding. ‘Binnenkort zou de hele
buurt kunnen meegenieten van het onrecht dat hem was aangedaan,’ schrijft Bijlo
op grappige wijze.
Tegenover de starheid op het
instituut staat de onzekerheid thuis. De ouders van Otto hebben een slechte
verhouding met elkaar. Zijn moeder is een kreng, erg labiel en verslaafd aan de
drank, zijn vader is fotograaf, niet onsympathiek maar hij heeft het te druk met
zijn werk om zich met zijn zoon bezig te houden. Het is pijnlijk dat Otto zich
zo weinig gesteund voelt door zijn ouders. In een brief aan een dominee
beklaagt hij zijn lot. Het verhaal loopt naar een eind van het verblijf op het
internaat toe. Otto is eerst nog heel blij dat hij net als Harm naar een
ziendenschool kan, maar die verwachting wordt later weer hard de grond
ingeboord omdat zijn moeder is opgenomen in een kliniek en zijn vader in een
buitenland een baan kreeg aangeboden. Gelukkig ontfermen de ouders van zijn
vriendinnetje zich gedurende de komende zomervakantie over de zwaar depressieve
Otto. Uit het eind van de tekst is op te maken dat ze dat daarna ook nog deden.
De taal in Het instituut
is eenvoudig en direct, recht voor zijn raap. Soms wordt een bewoording heel
grappig. Na een strijd op de afdeling voor koffie in plaats van melk wordt er
een, volgens Otto, waterig compromis gevonden in de vorm van koffie verkeerd. De vaart waarmee Bijlo schrijft geeft het boek
een grote dynamiek. Omdat de stukjes aan elkaar gekoppeld zijn en een
doorlopend verhaal vormen, wordt de aandacht van de lezer vastgehouden. De
opstandige, bijtende toon, die in latere cabaretuitvoeringen en columns van Bijlo
gehandhaafd blijft, levert een geheel eigen stem in de literatuur op en vormt daaraan
een rijke bijdrage.
ok
BeantwoordenVerwijderen