Een dode schrijver schrijft niet
Adriaan van Dis heeft zich teruggetrokken in de Achterhoek
om daar in alle rust een roman te schrijven. Zijn rust wordt echter verstoord
door een innerlijke criticus, die hij zijn binnenstem noemt. Deze confronteert
hem met zijn obsessies en angsten. Hij besluit daar aandacht aan te besteden
door daar eerst een boek aan te wijden. Dat mocht niet te dik mocht zijn en kreeg
de titel In het buitengebied. Jeroen
van Kan spreekt hem daarover.
Van Kan vraagt of het rust geeft om zijn angsten op deze
manier te bezweren.
Van Dis antwoordt dat dit maar eventjes zo is. Het boek is
zowel grappig als akelig.
Van Kan gaat door op de sombere ondertoon.
Van Dis zegt dat een kind niet om zijn leven gevraagd heeft.
Dat het leven vaak akelig is en dat men geen bijsluiter meekrijgt. Die moet men
zelf schrijven. Hij gelooft daarbij in discipline en hard werken.
Van Kan houdt aan dat de dood vaak voorkomt in het boek.
Van Dis zegt dat de gasten de schrijver verlaten en aldus
ruimte bieden aan krankzinnige gedachten. Hij begint over de eettafel die vaak
in huizen niet meer voorkomt waarmee gezegd is dat het centrale punt waaromheen
men samenkwam, ontbreekt. Tegenwoordig zit men op de bank en schuift een
pizzapunt naar binnen terwijl men naar de televisie kijkt.
Van Kan zegt dat de hoofdpersoon zelf voor het alleen zijn
kiest.
Van Dis antwoordt dat hij zelfs in de hechte gemeenschap die
er ook is, een eenzaat blijft. Hij haalt Tom Waits aan die zingt What is he building there? Dat herkende
Van Dis. Daar gaat het over.
Van Kan vraagt waarom hij zich in deze situatie
gemanoeuvreerd heeft.
Van Dis antwoordt dat dit een raadsel is maar dat hij al van
jongs af aan last heeft van die binnenstem., die hem oproept alleen te blijven.
Hij wil daar graag vrolijk over vertellen. Hoe meer je over de dood denkt, hoe
beter je leeft, zegt hij.
Van Kan komt terug op de ondergangsgevoelens, waarbij zelfs
de gedachte aan een Derde Wereldoorlog niet geschuwd wordt.
Van Dis beaamt dat in deze tijd een klaagzang op zijn plaats
is. Hij is niet te spreken over kunstminnende mensen in de provincie maar hoort
daar zelf ook bij. Daaruit komt zijn zelfhaat voort.
Van Kan vraagt of het schrijven afgelopen is als deze bron
opgedroogd is.
Van Dis vindt dat een tevreden leven zich niet leent voor de
literatuur.
Van Kan zegt dat de schrijver het zoekt in persoonlijke
nabijheid maar ook afstand bewaart.
Van Dis zegt dat hij de afwijzing opzoekt. Het leven bestaat
uit aantrekken en afstoten. Leven is vooral niet dood gaan, al helpt het idee
dat dit wel kan.
Van Kan refereert aan het einde van Virginia Woolf.
Van Dis begint over een pistool in een kistje waarvan de
sleutel verdwenen is en over de kolkende rivier in de buurt, maar eindigt ermee
dat een dode schrijver niet schrijft.
Hier
een uitgebreid leesfragment op Athenaeum Boekhandel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten