Losmaking uit een volks milieu
Dimitri Verhulst schrijft heel beeldend. Zijn romans lenen
zich daardoor uitstekend om verfilmd te worden. Dat gold zeker voor De
helaasheid der dingen, waarin de dertienjarige Gunther Strobbe zijn jeugd
doorbrengt met zijn vier ooms in het huis van zijn grootmoeder in het Vlaamse
dorp Reetveerdegem. Het is daar een dolle boel met al die volkse types bij
elkaar. Vader Celle, een postbezorger, en zijn drie broers zijn in het
ouderlijk huis teruggekeerd omdat het leven daarbuiten te moeilijk was. Celle
ziet zijn vrouw als een hoer, Breejen vergokte zijn geld en Koen had gewoon
pech in de liefde. Gunther trekt veel op met zijn jongste oom Petrol die een
soort broer voor hem is. Hij voelt zich wel thuis in het volkse milieu waarin
niemand een blad voor de mond neemt en men zich optrekt aan de come-back van
Roy Orbinson. Als die uit zijn graf kan opstaan, kunnen zij dat ook.
Toch heeft Gunther ook zijn bedenkingen. Wellicht begrijpt
hij dat zijn toekomst weinig kans krijgt als hij bij zijn ooms blijft wonen.
Als de directeur van de school hem adviseert om doordeweeks in een internaat te
gaan, staat hij daar niet geheel afwijzend tegenover. Zijn vader wordt echter driftig
van woede. Na zijn vrouw zou ook zijn zoon hem in de steek laten. Zijn zoon is
een verrader.
Gunther wordt heen en weer geslingerd tussen loyaliteit aan
zijn milieu en afstand nemen daarvan. Zijn nieuwe vriendje Franky de Wulf die
van zijn vader niet meer met hem mag spelen, omdat Gunther een slechte invloed op
de jongen zou hebben, maakt die kloof alleen maar groter. Zijn vader raakt aan
de drank en tenslotte komt er een mevrouw van de kinderbescherming bij hen
langs, Fockedey geheten, die door de ooms op gepaste wijze vrolijk ontvangen
wordt terwijl Celle nog met een delier in bed ligt.
De film wordt daarmee geen sociaal drama, maar is vooral een
uitbarsting van volkse humor. Een van de ooms loopt in zijn onderbroek naar de
schuur als de duiven van de buurman de witte lakens van zijn moeder hebben
ondergescheten en knalt er een uit de lucht. Behalve een fietswedstrijd tussen
naakte mannen is er een kampioenschap bierdrinken en tijdens de jaarlijkse
kermis verkleedt men zich als vrouw. Toch wordt het, zoals in Nederlandse films
van dit type vaak gebeurt, niet karikaturaal. Oma is anders dan haar vier zonen
een rustige vriendelijke vrouw, die met haar inbreng meehelpt de film niet te
laten ontsporen.
Van Groeningen weet de juiste dosis gevoel in de film te
leggen door de toestand vanuit de oudere Gunther te bezien, die afstand heeft
genomen van zijn ooms, al is hij niet te beroerd om in het verzorgingstehuis
waar zijn oma is opgenomen, zijn ooms te helpen met de teksten van de schunnige
liedjes die ze vroeger zongen. Toch heeft hij het niet gemakkelijk. Als hij
zelf een vrouw zwanger maakt, voelt hij hoe hij in dezelfde maalstroom als zijn
vader terechtkomt. Het brengt hem op de verzuchting over de grote helaasheid
der dingen. Gelukkig is er voor hem de literatuur als ontsnapping, ook dankzij
zijn vroegere onderwijzer die hem als strafwerk absurde verhalen opgaf die
Gunther in de klas mocht voorlezen.
Dan tot slot de vraag naar de vergelijking tussen boek en
film. Welke beter is. Het boek, zeg ik volmondig. De taal van Verhulst is zo
mooi, daar kan geen werkelijkheid tegenop, al wordt die - denk alleen al
aan de bruisende beginscène met een deurwaarder die de televisie uit het huis
weghaalt - nog zo fraai in beeld gebracht. Mij trof het verschil vooral in de
scène waarin een oom een alcoholistische Ronde van Frankrijk houdt met whisky
tijdens de bergetappes. De beschrijving van Verhulst is toch sterker. Hij toont
aan dat de verbeelding triomfeert over de werkelijkheid.
Verhulst zelf is daarover heel wat nuchterder, gezien één
van de motto’s van het boek over het schrijven naar de werkelijkheid, ontleend
aan Pierre Michon Meesters en knechten:
‘Het verbaasde me dat je daaraan je leven kon wijden, de
wereld nabootsen en daar niet helemaal in slagen, en wanneer je er wel in
slaagt voeg je slechts het vergankelijke aan het vergankelijke toe, dat wat je
niet kunt krijgen aan dat wat je niet hebt.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten