Waarin een klein land zijn partijtje meeblaast
Piet de Rooy begint zijn lezing met de opmerking dat hij die
op deze donderdag net tussen twee WK wedstrijden in kan houden. Ons stipje op de waereldkaart heeft als
ondertitel De politieke cultuur van
modern Nederland. Daarover wil hij eerst iets uitleggen. Ondanks de
vaagheid ervan is het begrip politieke cultuur belangrijk. De Rooy neemt de
vorige kabinetsformatie in België als voorbeeld, die 541 dagen duurde. Vaak
wordt daarbij uitvoerig teruggekeken naar de betrokkenen en hun schaakzetten.
De Rooy kijkt liever naar de ondergrond: de verschillen tussen de Walen en de
Vlamingen en de achtergrond daarvan. Politieke cultuur, doceert hij, wil de
grondtrekken van de politieke geschiedenis in een geordend verband bestuderen.
Welke kenmerken zijn belangrijk als het om Nederland gaat?
De Rooy wil het niet hebben over de poldercultuur, ontstaan door de
ontworsteling aan het water en de noodzakelijke samenwerking daaromtrent, omdat
dit nogal versimpelend is, maar wel over drie andere elementen: de grondwet, de
politieke partijen en de ideologie.
De eerste grondwet van 1798 is de vrucht van een staatsgreep
door radicale patriotten. Zo ingeslapen is Nederland dus niet. De Rooy toont
een klein boekje waarin de staatsregeling is opgenomen. Daarin werd de
scheiding van kerk en staat geregeld, die een politiek debat mogelijk maakte.
Gevolgen van de scheiding tussen kerk en staat waren de gelijkstelling van
katholieken en joden als staatsburgers; ambten stonden open voor
niet-gereformeerden; kerkklokken werden niet meer geluid. Ook kwam de vraag op
of slaven kiesrecht moesten krijgen. In verband met de economische neergang
werd besloten dat niet te geven. Over kiesrecht voor vrouwen werd zelfs
helemaal niet gepraat. Daardoor werd de uitbreiding van het kiesrecht later een
heet hangijzer. De burger kreeg een rechtstreekse band met de overheid in
plaats van via coöoperatieve verbanden van gilden, kerkgenootschappen en andere
verenigingen. Paradoxaal was echter dat daardoor de godsdienstige opvattingen
juist belangrijker werden. Voor het eerst was er een natiestaat. Koning Willem
I nam de grondwet niet erg serieus. In 1848 maakte Thorbecke een nieuwe
grondwet die de basis is van onze huidige grondwet, in 1917 en 1918 werden
regelingen betreffende de schoolstrijd en het kiesrecht opgenomen.
Het tweede element van de politieke cultuur was het ontstaan
van politieke partijen. Eerder werden die als een schadelijk gezien, omdat ze
de gemeenschap verdeelden en tot kadaverdiscipline leidden. Hoewel Groen van Prinsterer
er ook niets in zag, richtte zijn opvolger Abraham Kuyper met de nodige moeite
de ARP op, waarna katholieken en socialisten niet konden achterblijven. Kuyper
wilde de politicofobie bestrijden die bij principiële verenigingen als de
Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen heerste. Hij bond onderwijsverenigingen
aan de politiek waarmee hij de tussenlaag, die in de grondwet van 1798 was
afgeschaft, weer terughaalde. Gevolgen van de opkomst van politieke partijen
waren dat verschillen in de samenleving duidelijker benoemd werden, dat de achterban
en daarmee ook de kiesrechtuitbreiding belangrijker werd en dat de ideologie
als een netwerk van uiteenlopende gedachten - bijvoorbeeld over de relatie
tussen vrijheid en gelijkheid - een beginsel tot uitdrukking bracht en een
kader aangaf, dat steeds kan worden aangepast (vooral bij de socialisten, zoals
blijkt uit het dikke boek over de sociaal democratische geschiedenis dat De
Rooy in de lucht houdt).
De Rooy gaat in deze lezing niet in op de verzuiling, omdat
het begrip meer verwarring dan duidelijkheid schenkt en de lezer daarover in
zijn boek kan lezen. Hij gaat verder met de ondergang van de politieke cultuur
in de tweede helft van de twintigste eeuw, omdat de culturele revolutie van de
jaren zestig geen weerklank kreeg in de politieke cultuur.
Intellectuelen realiseerden zich na de Tweede Wereldoorlog dat
het moderne individu geen duidelijke mening had maar opging in de massa. Onder
invloed van het existentialisme vond men het belangrijk om keuzen te maken en
in opstand te komen, hetgeen gebeurde door jongeren vrouwen en katholieken. Hun
ideeën waren echter te heterogeen om door te dringen in het politieke bestel.
Het gevolg van de was dat de ideologie vervaagde en dat het ledenaantal van de politieke
partijen sterk kelderde.
Het begrip democratie werd na de Tweede Wereldoorlog nieuw
leven ingeblazen door het idee van bestaanszekerheid. Echter toen de economie
in de jaren tachtig in het slop raakte, was de verzorgingsstaat moeilijk te
financieren. Vandaar de wens om zich in Europa te verenigen. Dit heeft
bijgedragen tot de welvaart en de democratische verankering.
Een laatste punt vormt het gelijkblijvende karakter in de
Nederlandse politieke cultuur. De titel van het boek is ontleend aan een
uitspraak van Rutger Jan Schimmelpenninck (1761-1825) die 'ons stipje op de waereldkaart' in het eerste Nederlandse parlement
een kenmerk van Nederland noemde. De Tocqueville stelde later dat kleine landen
conflicten niet uit de hand laten lopen, hetgeen vaak leidt tot fletsheid en
kleinburgerlijkheid. Daardoor woonden schrijvers als Multatuli, Busken Huet en
Hermans en tegenwoordig Grunberg buiten Nederland. Kenmerkend voor een klein
land is een moeilijk te hanteren balans tussen over- en onderschatting, zoals
de commentaren op het Nederlands elftal aantonen. Na de zege tegen Spanje was
het vergruisde elftal opeens weer in staat om wereldkampioen te worden. Hoe een
klein landje een partijtje meeblaast. Een uur na de lezing deelt Luis Suarez met
een mooie kopbal een klap uit aan Engeland, dat inmiddels onderaan de groep
bungelt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten