Een teddybeer die kon ontploffen
Wim Brands praat met biografe Elsbeth Etty en vriend en
collega Hans Dorrestijn over het brievenboek Willem Wilmink – Zelfportret in brieven, dat is samengesteld door
Vic van de Reijt en Wobke Willink – Klein, de tweede echtgenote van Willink.
Elsbeth Etty schreef de inleiding voor dit boek.
Etty vertelt dat ze Nederlands studeerde aan de UvA in de
tijd dat Willink daar letterkunde doceerde. Ze ontmoette hem zelden omdat ze
meer met actie voeren bezig was, terwijl Willink zich bepaalde tot close
reading van zijn geliefde dichters zoals Leopold.
Dorrestijn herkent de aversie van Willink tegen de
literatuurwetenschap. Hij studeerde ook Nederlands en moest eveneens niet veel
hebben van Chomsky. Zijn eerste herinnering aan Wilmink is geboekstaafd in een
brief. Hij was op bezoek bij Wilmink die hem over de ins en outs van liedjes
vertelde. Ze dienden niet teveel onderwerpen te bevatten en Dorrestijn diende
de lettergrepen te tellen, hetgeen hem nooit gelukt is. Na zijn college wilde
Wilmink een biertje voor hen pakken uit de koelkast, maar die bevatte geen
bier. Hij werd woedend op zijn vrouw Noortje, die het bier nog op de gang had staan.
In zijn brief nam Dorrestijn het op voor Wilmink, maar later bood hij zijn
excuses aan aan Noor. Ze was niet het ijskonijn dat hij eerder in haar gezien
had. Ondanks diens woedeaanvallen was hij nooit bang voor Wilmink.
Etty kan meepraten over de woede van Wilmink. Ze interviewde
Herman Finkers, die haar vertelde dat Wilmink op weg naar een kathedralentocht
in Frankrijk bij een stoplicht in Enschede een woede aanval kreeg. Bij het
minste of geringste raakte hij in paniek, zegt ze. Ze schetst hem in haar
inleiding als een outsider op zoek naar de geborgenheid van zijn jeugd. Zijn pathologische
onzekerheid verziekte zijn leven, zijn dwangneurosen zijn in zijn brieven
herkenbaar.
Brands laat het gedicht Textielstad
zien, waarin Wilmink Enschede verheerlijkt. Hij keerde later weer naar die
stad terug en woonde tegenover zijn oude school.
Dorrestijn vindt zijn poëzie erg simpel, onopgesmukt. Etty
zegt dat Kees Fens het afdeed met rijmelarij. Dorrestijn is het niet eens met
de schets van Etty over de onzekerheid van Wilmink. In zijn werk was hij
helemaal niet onzeker. Hij liet zich bewonderen. Etty zegt dat hij alleen maar
kon functioneren temidden van getrouwen. Hij wilde graag het kind zijn dat door
zijn ouders geprezen wordt.
Brands vraagt in hoeverre het bombardement op Enschede, dat
Wilmink meemaakte, van invloed is geweest op zijn gesteldheid.
Etty heeft Wobke en Imme Dros daarover gesproken. Het
schijnt dat het traumatisch kan zijn als een kind ziet dat zijn ouders bang
zijn. Dorrestijn hoorde Wilmink daar nooit over. Etty haalt de mediavist
Gerritsen aan die zei dat Wilmink in zijn herinneringen leefde. Dorrestijn brengt
in dat hij later in Enschede weer teruggreep naar herinneringen uit Amsterdam.
Dorrestijn mist vooral de stem van Wilmink en het ontbreken van
een dubbele agenda. Etty zegt dat dit laatste wat de vrouwen betreft niet
helemaal waar is. Brands zegt dat wij dit maar in het brievenboek moeten lezen.
Hier
het gedicht Textielstad, voorgelezen door Wilmink.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten