Langs de zijlijn van de massaslachting
De fascinerende internationale coproductie 14 – 18, Dagboeken uit de Eerste
Wereldoorlog is gebaseerd op waargebeurde verhalen, die ontleend zijn aan
originele brieven en dagboeken van de, in deze achtdelige serie, voorkomende
personages. Er worden door de Duitse regisseur Jan Peter steeds enkele personen
uitgelicht, die hun verscheurde gezicht delen met de acteurs en actrices, maar
daarnaast horen we ook fragmenten van vele andere direct betrokkenen. Godfried
van Run geeft daarnaast een algemene overzicht van de oorlogsontwikkeling. Ik
beperk me tot de dertien persoonlijke verhalen.
De 14 jarige Marina Yurlova, dochter van een kozak, zoekt
haar vader in een zonnebloemenveld, terwijl de luidende kerkklokken om hulp lijken
te smeken. Haar vader gaat na een oproep van de tsaar met de trein naar het
front om tegen de Turken te vechten. Marina holt achter de trein aan, maar die
stopt niet. Ze houdt een andere trein aan, maar die zal niet zo snel bij het
front zijn, zegt de treinbestuurder. De reis van Marina Yurlova eindigt op een
station. Ze ontmoet daar Kosel, ook een kozak. Hij draagt haar op voor de
paarden te zorgen. Ze krijgt van hem ook een sabel maar die blijkt van blik. Ze
is nijdig en krijgt later een echte, die van een overleden strijder geweest is en
die klinkt als een engelenkoor.
Ze zit in bad in een dorpsbarak en haar haren worden
kortgeknipt vanwege de luizen. Daarna komt ze in dienst. Na enig nadenken wordt
ze uitgekozen om samen met anderen een Turkse brug op te blazen. Kosel wordt
daarbij gedood, zijzelf wordt zwaargewond afgevoerd op een kar naar Bakoe. Ze ziet
dat haar been zwart en erg gezwollen is en vreest amputatie. Omdat ze
tegenspartelt krijgt ze een kapje met narcose. Als ze ontwaakt blijkt haar been
niet afgezet. De dokter heeft alleen de kogel verwijderd. Marina vraagt hem
wanneer ze terug naar het front mag, maar kreeg daarop van de ontstelde arts
geen antwoord.
Marina is bij een ritmeester die haar een onderscheiding
geeft omdat ze als enige van haar peloton de slag overleefd heeft. Ze vraagt
hem wanneer ze naar de compagnie mag. Hij stelt voor dat ze eerst een bad neemt
in zijn huis. Marina geniet ervan en vindt een condoom die ze opblaast. Ze ziet
een zoute haring op de vleugel en krijgt toestemming om die op te eten. Ze
realiseert zich dan opeens weer dat ze soldaat is en slaat alle parfums van de
toilettafel.
Marina observeert haar collega’s aan het front, die zich
staande houden door het drinken van wodka. Ze schrijft gedicteerde brieven aan
hun familieleden, hetgeen wat vreemd is omdat ze zelf geen familie meer heeft.
Een commandant legt voorafgaande aan een offensief in Anatolië zijn manschappen
de werking van het gasmasker uit. Marina zegt hem onder vier ogen dat er veel
te weinig van zijn, maar daar kan de commandant ook niets aan doen. Later
bevindt ze zich in een spookachtige wereld vol mist van het gas. Ze wordt half
begraven wakker, rukt haar masker af en roept om hulp. Ze hoort het gehuil van
wolven, is slaperig, voelt zich in de voorbode van de hemel, maar wordt gevonden
door twee soldaten met zaklampen.
Marina brengt een telegram aan de kapitein waarin staat dat
de tsaar afgetreden is. Ondanks de rellen in februari 1917 in Rusland gaat de
oorlog gewoon door. De kapitein geeft Marina een brief mee voor de sergeant om
zich klaar te maken voor de aanval. Marina wil het liefst op haar paard de
bergen invluchten omdat ze de toekomst vreest. Ze krijgt het voor elkaar dat de
kapitein geen bevel tot aanval aan de sergeant geeft. Marina leest een pamflet
waarin proletariërs aller landen wordt opgeroepen zich te verenigen. Marina is
juist achtergelaten.
In oktober wordt de oorlog beëindigd. De sergeant velt de
kapitein met een degen in zijn buik, boos dat ze zo lang door hem aan het
lijntje zijn gehouden. Marina schrijft over een koelbloedige moord. Trotski
voert in maart 1918 vredesoorlog met Duitsland dat slecht uitpakt voor de
Russen. Ze raken veel grondgebied kwijt, waaronder de Krim.
Marina zit in de gevangenis, want het Rode Leger is tegen de
kozakken. Ze ziet de geest van Kösel die haar zegt dat de dood niet erg is. Ze
vreest de naderende kanonnen. Verder weg vechten de Roden tegen de Witten. Een
officier van het Rode Leger neemt haar mee.
Peter, de zoon van de Duitse sociaaldemocratische
kunstenares Käthe Kollwitz wil ten strijde trekken. Haar man Karl, een arts,
ziet daar niets in maar Käthe weet dat ze haar zoon niet kan tegenhouden. Ze
komt toch in gewetensconflict als Peter na een eerdere afwijzing een
telefoontje krijgt dat er toch nog ergens plaats voor een vrijwilliger. Moet
zij hem daarover inlichten of niet, zoals Karl wil? Ze waardeert de eenheid in
haar volk dat Oostenrijk tegemoet komt en denkt dat dit wel eens een nieuw
begin kan zijn, maar heeft ook het gevoel dat het voor haar zoon slecht zal
aflopen. Na de val van Antwerpen hangt Käthe de vlag uit, maar na de slag om de
Marne krijgt ze zoals veel families, een rouwbrief, waarin haar vermoeden
bevestigd wordt.
Käthe heeft de dood van haar zoon in Vlaanderen nog niet
verwerkt. Ze pakt de houtskool portretten die ze van hem gemaakt heeft erbij.
Als teken van herdenking boetseert ze een beeld van haar zoon, maar het werk
kost veel kracht. Het is inmiddels een jaar geleden dat ze zijn laatste brief
ontvangen heeft. Ze wil zelf ook sterven als het beeld af is, maar krijgt het
beeld zelfs niet af.
De 26 jarige Karl Kasser uit Kiel is voor zijn werk
afgekeurd vanwege een kapotte duim, maar dat let hem niet in het leger te gaan.
Hij kan altijd met zijn andere hand granaten werpen, zegt een officier, die hem
naar een Pools regiment stuurt in een uitrusting vol gaten maar met goede
schoenen, waarop hij na een eedaflegging van een halve dag vanwege vijf talen
wegmarcheert.
Karl beweegt zich voort in een moeras en komt daar met
moeite uit met hulp van een collega. Hij doet mee met het graven van de
loopgraven. Het eten is koud en van slechte kwaliteit. De ander blaast
zichzelf, bij gebrek aan een fatsoenlijke instructie, op tijdens het werpen van
granaten en Kasser komt in een hospitaal terecht. Het carnaval van de hel raast
door de wereld, schrijft hij.
Karl dicteert aan Natasha een verpleegster in het ziekenhuis
voor krijgsgevangenen, een brief naar huis waarin hij zijn heimwee naar de
Heimat niet onder stoelen of banken steekt. Opeens moet hij meekomen. Hij wordt
als zovele anderen overal in de wereld, op transport gesteld, niet naar huis, zoals
hij denkt maar om als dwangarbeider aan het werk gezet te worden. In de trein
ontmoet hij zijn dorpsgenoot Sebb. De mannen hebben elkaar veel te vertellen. Sebb
heeft water nodig en Kasser vraagt erom maar krijgt brood. In de trein breekt
tyfus uit. Ook Sebb bezwijkt. Kasser roept, als de trein in Siberië stopt, waar
ze zijn. Wo sind wir hier?
Yves Congar uit Sedan speelt de oorlog na op de kamertafel.
Zijn vader herinnert zich de oorlog tegen Duitsland in 1870, waarna men Elzas
Lotharingen moest afstaan. Toen waren er nog geen vliegtuigen en ging men per
paard. Inmiddels draait de wapenindustrie in Duitsland en Groot Brittannië op
volle toeren. Slagschepen en bommenwerpers zijn nieuw. Tijdens een bombardement
wordt Yves bijna van zijn stoel geveegd. Hij kruipt snel onder tafel en
schrijft daar in zijn dagboek. Een Duitse kapitein die na de machtsovername bij
hen is ingekwartierd vraagt hem wat hij doet. Yves zegt dat hij zijn
geschiedenisles leert over de inval van de Hunnen.
Yves helpt voedsel te verstoppen dat door de Duitsers wordt
gevorderd. Deze voeren ook belastingen en heffingen in. Ze willen geld van vader
Congar en zetten hem op de lijst met gijzelaars om te zorgen dat het geld er
ook komt. Onderduiken wil de man niet. Het afscheid van zijn vader, die hem
zijn lorgnet geeft, valt Yves zwaar.
Yves verbijt dat hun huis wordt geconfisceerd. Er wordt ook
veel geplunderd. Een Duitse majoor wil dat hij gehoorzamer is en zet hem in de
hoek. Daarna wil hij dat de dertienjarige meedrinkt op de overwinning en de
intocht in Parijs. Door een tegenaanval van de geallieerden komt het niet
zover. De Amerikanen gebruiken daarbij ook gifgas. Op verzoek brengt Yves de
Duitse majoor een glas water. Op dat moment beginnen de beschietingen van de
slag bij Amiens. De moeder van Yves roept hem naar de kelder. Hij verveelt zich
en gaat toch maar eens een kijkje boven de grond nemen. Dan hoort hij kerkklokken.
Het is 11 november. De wapens zwijgen. Von Hindenburg heeft opgegeven, de
keizer is gevlucht naar Nederland.
De Oost-Duitse Elfriede Kuhr uit Schneidemühl praat met een
vriendinnetje over de komst van de Russen. Ze begint een oorlogsdagboek. Op
school is Frans inmiddels verboden.
Zij krijgen een dag vrij na de Duitse overwinning in Sedan.
Elfriede is dertien als ze met haar oma meegaat naar een
treinwagon die men in hun woonplaats heeft ingericht om de aangevoerde gewonden
te helpen. Elfriede wil heel graag naar het front. Ze verbindt het been van
haar oma om te oefenen, maar die vindt haar romantische gedachte ongepast. Als Elfriede
uit de treinen een onmenselijk gebrul hoort, is ze meteen genezen. Ze loopt
rond met een koffiepot en wil een zwaargewonde soldaat bedienen maar wordt
weggestuurd omdat er geen hoop meer voor hem is. Ze hoort dat doktoren
machteloos staan tegenover soldaten met smeltende longen vanwege het gifgas,
dat angst moet aanjagen bij de vijand.
Elfriede speelt met haar vriendin oorlogje waarbij ze een
piloot is. In haar woonplaats is een vliegtuigfabriek. Vliegeniers zijn de
idolen van de oorlog. Ze komt Werner tegen die wel iets in haar ziet en haar
uitnodigt in het café. Elfriede is nogal dubbel over een seksuele relatie. Ze
is heel verdrietig als ze van haar vriendin hoort dat Werner is neergestort
tijdens een proefvlucht en omgekomen. Ze legt een roos op zijn graf.
Elfriede doet mee aan een inzameling op school van metaal
voor het maken van kogels en granaten. Later wordt het verplicht metaal in te
leveren en worden ook kerkklokken omgesmolten. Ze haalt ook voedsel uit de
keuken van haar oma voor de baby's in het ziekenhuis. De lessen vallen vaak
uit. De schoolkinderen, soldaten van het thuisfront genoemd, helpen een handje
mee. In het ziekenhuis wordt juist Gerardje door zijn moeder binnengebracht.
Hoewel er eigenlijk geen plaats meer is, wordt hij door de inzet van Elfriede
toch opgenomen. Ze gaat zelf nachtdienst doen, krijgt de nodige melkflessen met
de namen op een kar en mag het uitzoeken. Ze kijkt met verontrusting naar de
mummieachtige lichaampjes. Als Gerardje tijdens het drinken verkrampt, belt ze
de verpleegster. Die komt samen met de moeder, die overstuur is dat Gerardje
dood is. Elfriede wil ook dood en draait thuis de gaskraan open. Ze ontwaakt in
bed met haar oma naast zich. Die vraagt haar niets en zij zegt ook niets.
Elfriede is boos als haar leraar over de nederlaag spreekt. Haar
grootmoeder huilt en heeft koorts. Ze zoekt Werners graf en kan dat eerst niet
vinden, maar een geblakerde roos geeft aan waar hij begraven ligt.
De Brit Charles Montague is 48 jaar oud als hij zich aanmeldt
als vrijwilliger. Hij verzwijgt zijn leeftijd omdat 41 jaar het maximum is, maar wordt
door de dienstarts toch toegelaten. Hij komt in de loopgraven, die van de
Noordzee tot aan Zwitserland lopen en waarin het vreselijk stinkt. Vele soldaten
sterven door de ratten, het vocht en de luizen. Hijzelf krijgt loopgraafkoorts
en wordt naar een hospitaal gebracht.
Sergeant Montague vreest dat hij buitenspel wordt gezet vanwege
zijn leeftijd, maar krijgt dan de opdracht om een parlementslid rond te leiden.
Na een kop thee is die er klaar voor. Hij wil echt dicht bij de gevechten zijn
en Montague bedient hem op zijn woord. Een periscoop is niet nodig. Hij helpt
de man de trap op uit de loopgraaf. Montague ziet het begin van de slag om de
Somme en zou willen sneuvelen maar wordt teruggeroepen door het parlementslid. Later
krijgt hij een standje, terwijl het parlementslid van zijn whisky nipt. Nog later
hoort hij dat er veel landgenoten gesneuveld zijn. Zijn commandant wil dat hij
er een positief krantenbericht van maakt. Lijsten met gesneuvelden worden niet
gepubliceerd. Nabestaanden krijgen een handdruk. Montague voelt zich schuldig
dat hij nog leeft.
Montague kleedt zich aan voor vertrek uit een kasteel in Noord
Frankrijk, dat in de gevechtszone ligt. Veel Engelsen zijn gevangen genomen. De
anderen trekken zich in afwachting van de Amerikanen terug. Hij vindt de
toestand opwindend. Hij laat gevangen genomen Duitse soldaten fotograferen en
vindt dat de tegenstander moet bloeden.
De zesendertige Franse kuiper Louis Barthas heeft twee zonen en is
pacifist, maar plichtsgevoel brengt hem als reservist in de provisorische
loopgraven. Hij ontmoet daar bekenden die daar al langer zitten. Hij loopt rond
tussen de lijken in de loopgraaf des doods na een aanval van de Duitsers. Hij
verwacht steeds een aanval, maar ook reumatiek, heeft heimwee naar de cultuur
en de oude instituties. Voor straf wordt hij alleen op verkenning gestuurd in
het desolate niemandsland met bomkraters en prikkeldraad. Op het moment van de
aanval krijgt hij een slok sterke drank toegediend. Na een weesgegroet klimt
hij de trap op. Mitrailleurs geven de soldaten weinig kans. Elke aanval is een
zelfmoordactie. Als korporaal loopt hij langs stervenden die zwart geblakerd zijn
door vlammenwerpers.
Hij neemt het op voor de 17 jarige vrijwillige soldaat Maldec,
maar kan niet verhinderen dat de krijgsraad hem voor het vuurpeloton zet. De
oorlogsmoeheid neemt niet af door dit soort straffen. De Franse troepen zijn
aan het eind van hun krachten. Generaals worden vervangen. Men wacht niet op
bijstand van de Amerikanen, maar zet nog een offensief in, zeer tegen de zin
van Barthas en zijn manschappen. De aanval loopt dan ook uit op een ramp. Barthas
praat met de kapitein en stuurt hem met het verzoek om meer verlof naar
zijn meerderen. Door rebellie dreigt het Franse leger uiteen te vallen.
Vonnissen worden niet meer uitgevoerd, offensieven uitgesteld. Bondgenoten
nemen plaats in de loopgraven. Duitsland concentreert zich na het vredesverslag
met Rusland op het westelijke front en begint operatie Michael.
De welgestelde Britse Sarah MacNaughtan uit1864 heeft zich
al eerder op de liefdadigheid gestort, onder andere tijdens de Boerenoorlog in
Zuid-Afrika en reist als leidster van een stel verpleegsters met de trein naar
het front in België (zie foto). Ze maken grapjes bijvoorbeeld over een patriottische
glimlach die ze zullen tonen tijdens hun werk. De dokter ter plaatse ontkent
eerst dat er gewonden zijn en verbiedt de vrouwen later meer te doen dan thee
schenken en verbanden uit te wassen. Vanwege de vele gewonden wordt er een zogenaamde
triage ingesteld, een selectie, waarbij de zwaarste gevallen aan hun lot worden
overgelaten. Sarah schrikt van het snerpende geluid van de granaten en dient de
gewonden Schotse whisky toe die heilzaam werkt tegen het gifgas. In het najaar
van 1915 zijn er overal nieuwe offensieven. Sarah zit in een kolenkelder te midden
van neervallende Duitse granaten en vreest het einde, maar blijft grappen maken,
hopend op het einde.
Sarah is verkouden. Ze reist samen met andere verpleegsters
per trein via Moskou naar het front in Turkije en begrijpt niet dat de
christelijke Armeniërs in de steek gelaten worden. Ook in Rusland zijn ze niet
welkom. In Tblisi ofwel Tiflis komt ze in een leeg ziekenhuis. Ze begint schoon
te maken maar hoest nog steeds. Ze zou naar het front willen maar niemand wil
daar naar toe. Ze kan het niet aanzien dat men feestjes organiseert op kosten
van de Britse belastingbetaler. Als de legerauto’s er zijn, worden die ingezet
om mensen naar het theater te vervoeren. Ze gaat alleen verder en treft een
hele groep Armeense vrouwen en kinderen in een schuur. Hun mannen zijn vermoord
tijdens de genocide met hulp van de Turkse bevolking. Ze vraagt zich weer af
waarom niemand die mensen bijstaat. Ze voelt zichzelf dood. Had het leven
liever eerder verlaten.
De Australische pianolerares Ethel Cooper probeert in
Leipzig de eindjes bij elkaar te knopen. Ze ruilt haar klok tegen steenkool en
merkt dat haar huisbazin voedsel uit Polen doorverkoopt tegen woekerwinsten. Er
heerst een anti Engelse stemming in de stad. Alle niet Duitse muziek is
verboden. Door de zeeblokkade van de Engelsen is het handelsverkeer in
Duitsland gedaald en de bevolking verbitterd. Ethel hoest. Epidemieën komen
veel voor. De huisbazin zegt dat ze misschien weg kan met een attest van de
dokter. Die komt langs en wil haar eerst geen medische verklaring geven, maar
als hij de vleugel kan krijgen, verandert hij van mening. Hij acht een kuur in
Zwitserland voor haar nodig. Als Ethel hoort dat ze bij de politie moet komen,
neemt ze aan dat het om haar uitreisvergunning gaat. Ze trakteert de huisbazin
op taart en is blij dat ze de grauwe stad kan verlaten. Ze krijgt daarvoor echter
geen vergunning. Op de achtergrond wordt op de piano één bastoon steeds
herhaald.
De Italiaan Vincenzo D’Aquila was al geëmigreerd naar New
York, maar vindt het zijn plicht om zijn landgenoten bij te staan. Hij raakt
gewond in de loopgraven en belandt per ongeluk in het mortuarium. Na een coma gaat
hij langs bij andere gewonden op de ziekenzaal langs om hen te vertellen dat ze
genezen zijn. Hij wordt overgebracht naar een psychiatrische inrichting in
Udine vanwege manische wanen.
Vincenzo d’Aquila wil zijn vaderland redden door de vrede te
prediken, maar de staf ziet de getraumatiseerde soldaten als lafaards en
simulanten. De dokter heeft zelf twee zoons die in de oorlog vechten, dus zijn
patiënten moeten zich niet aanstellen. Omdat er geen behandeling is tegen de
trauma’s worden ze gewoon weer naar het front gestuurd. Vincenzo raadt zijn medepatiënten
aan zich als gek te gedragen om niet weggestuurd te worden. Zelf geeft hij het
voorbeeld door uitzinnig op zijn bed tekeer te gaan en de veren uit zijn kussen
te laten dwarrelen. Vincenzo komt in de isoleercel. De dokter zoekt hem
daar op. Hij vertelt dat zijn twee zoons vermist worden, vindt dat de
buitenwereld gek geworden is en besluit dat Vincenzo geen ontslag krijgt.
Marie Pireaud uit de Dordogne ligt in bed en mist haar man Paul
die vlak na de trouwdag naar het front is afgereisd. Marie helpt haar vader op
de boerderij en voert een intensieve briefwisseling met Paul als troost. Het is
het begin van de moderne massacommunicatie. Verlof krijgen de soldaten niet. Na
acht maanden wil ze naar het front, maar haar vader geeft haar geen
toestemming. Desondanks pakt Marie haar rode koffer. Als haar vader de koffer
ontdekt slaat hij haar. Het is lichtzinnig om als vrouw alleen een week lang
door Frankrijk te reizen. Als Marie steeds maar geen post ontvangt is ze
wanhopig en snijdt haar polsen door. Vervolgens geeft haar vader haar wel toestemming
om naar Paul te gaan. Hij leent haar geld en geeft haar bescherming mee tegen
ongewenste zwangerschap. Hoewel ze verdord is, zoals ze tegen Paul zegt, komt
ze zwanger terug. Haar vader is blij. Paul denkt dat de oorlog tegen de kerst van
1915 wel voorbij zal zijn, maar komt bedrogen uit. Strategisch is 1915 een
verloren jaar op alle fronten.
De welgestelde Gabrielle West die ervaring heeft met het
Rode Kruis, meldt zich aan om in een munitiefabriek in Woolwich te werken. Ze
loopt door modderige straten en vraagt Mary Morgan uit de arbeidersklasse waar
ze precies moet zijn. Ze krijgt later een plaats naast haar aangewezen en deelt
thee uit. De arbeidsomstandigheden zijn vreselijk vanwege de giftige stoffen
die daar geproduceerd werden. Mary krijgt af en toe een epileptische aanval.
Eerst wil Gabrielle haar niet teveel suiker geven omdat dat op rantsoen is. Ze
vindt zichzelf niet geschikt voor het werk, zegt ze tegen de chef. Maar dan
gaat het luchtalarm af. In de schuilkelder mist ze Mary. Ze gaat naar haar op
zoek, ziet buiten een zeppelin en vindt haar op de vloer. In de schuilkelder
geeft ze haar thee en vraagt haar of ze een tweede klontje suiker wil.
Gabrielle gaat bij de vrouwenpolitie om de vrouwen in de
munitiefabriek onder de duim te houden. Mary Morgan laat zich echter niet
fouilleren. West zit gevangen tussen de vrouwen en haar chef. Ze vraagt hem of de
vrouwen geen langere rookpauzes kunnen krijgen, maar de chef wuift haar
voorstel weg. Hier komt echt geen revolutie zoals in Rusland, zegt hij. Door de
Duitse U bootoorlog wordt het voedsel in Engeland schaars. Als de vrouwen
staken wil de chef dat Gabrielle zijn standpunt kiest, want de troepen hebben
munitie nodig, maar ze vindt dat hij eerder had moeten ingrijpen en neemt ontslag.
Ernst Jünger is negentien jaar oud als hij als vrijwilliger
gelegerd wordt aan het front bij Verdun. Het wordt niet de heldhaftige
slachtpartij die hij in gedachten had. Er hangt een zware lijkengeur vermengd
met die van munitie over de aarde.
Jünger is bevorderd tot luitenant en komt in dorpen die ze
op de Fransen veroverd hebben. Hij heeft daar een minnares Jeanne, wiens man
ook aan het front is. Haar zoon verwerpt het gedrag van zijn moeder. Ook van
hogerhand wordt dit afgekeurd. Omdat jonge officieren als eerste sneuvelen
zoeken ze een uitlaatklep achter het front. Voor de soldaten zijn er illegale
danslokalen en oorlogsbordelen, een soort afwerkplekken. Jünger zegt tegen zijn
kameraad Priebke dat hij vreest dat hij syfilis heeft, maar zijn maat is daar laconiek
over. In het leger worden condooms uitgedeeld. Het vormt deel van de standaarduitrusting
van de soldaat. Jeanne moet zich laten onderzoeken op laste van
gevangenisstraf.
Jünger bevindt zich in het niemandsland. Hij weet niet wie
zich in zijn nabijheid bevinden. De Duitsers hebben minder mankracht dan de
geallieerden. Een peloton dat hem opspoort komt onder vuur te liggen. Hij kijkt
uit op een kraterlandschap zonder grassprietje. Van zijn groep is bijna niemand
meer over. Als de kanonnen zwijgen en de geallieerden oprukken, bieden de ingegraven
Duitsers fel verzet dat aan 19000 Britten het leven kost.
Jünger loopt door de loopgraven en bedwingt zijn woede als
hij een Britse soldaat aantreft met een foto van zijn vrouw en zes kinderen.
Duitsland vordert zestig kilometer. Samen met Priebke vindt hij veel proviand
van de Engelsen, terwijl men altijd dacht dat die het net zo slecht hadden als
zijzelf. De hongerige manschappen doen zich te goed aan de etenswaren. Jünger
dringt aan op de afmars. Ze trekken door het gebied van de Somme waar alles in
puin ligt, maar dan neemt het verzet van de Engelsen weer toe. De manschappen zien
de nut van vechten niet meer in en geven zich over. Zelf wordt Jünger in zijn
schouder getroffen. Hij loopt naar het station maar treinen rijden niet meer.
Ook in Duitsland is na de matrozenopstand van 4 november 1918 de revolutie
uitgebroken. Het volk wil een einde aan de oorlog. Men houdt Jünger onder schot
en stuurt hem vervolgens naar huis. Veel officieren zien de nederlaag als een
dolkstoot en zinnen alweer op wraak. Het continent ligt in puin, Europa is een
dodenakker en verzoening is ver weg.
Hier
meer over deze serie op NPO doc, hier de
site van de Diaries of the great war
met een lijst met de optredende historische personages. Overigens All quiet at the western front die ik
betitelde als de beste film over de Eerste Wereldoorlog een overtuigend beeld
van de benarde toestand waarin men vier jaar lang voortmodderde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten