Inspirerende mondelinge verhalen, net als zijn schriftelijke
Het is de vraag hoe deze fraaie tiendelige serie over
tuinieren, die geënt lijkt op een Brits voorbeeld, te bespreken. De beelden die
gedurende het tuinseizoen zijn geschoten, zijn van een romantische soort:
Maarten ’t Hart met zijn beige tuinhoed op, harkend, schoffelend, rustig voor
zijn tuinhuisje zittend, met een passend muziekje erachter.
Hetgeen ’t Hart ter sprake brengt is niet alleen voor een
tuinder interessant maar ook voor een buitenstaander. Meteen al als hij over
zijn sla spreekt, die hij graag weggeeft aan dames met wie hij zwemt, brengt
hij hun oneerbare voorstellen ter sprake. Een andere man die hen gezegd had dat
hij pas met tachtig zou gaan neuken, werd door de dames meteen aangesproken
toen hij die leeftijd bereikt had. ’t Hart is een genoeglijk causeur en niet
betweterig over zijn tuinierkunst. Als hij met leedwezen naar zielige plantjes
kijkt, zegt hij dat hij eigenlijk niet geschikt is als tuinder. In het kort
bespreek ik hieronder de onderwerpen van de tien afleveringen:
Rode kool met appel
In maart plant Maarten de rode koolplantjes die lang kunnen
blijven staan, al zijn ze niet winterhard als prei, spruit- en boerenkool. Er
tussen zet hij slaplantjes. Hij bekijkt in mei de bloesems van zijn hogestam fruitbomen
zoals de rode sterappel, maar heeft vanwege zijn leeftijd inmiddels ook
lagestam bomen. Ratten eten het kippenvoer, maar de haan jaagt ze weg. In juni
zijn de rode kolen niet zo groot als die van zijn buurman, die ze flink bemest
heeft, maar desondanks kan hij in oktober een mooie rauwkostsalade maken, over
de waarde waarvan de inzichten wisselen.
Aardappel en
selderieknol
Het onderwerp wordt wat uitgemolken, wellicht daarom dat
Maarten ook met zijn melkemmertje naar de boer gaat om melk te halen. Het doet erg
kneuterig aan. Maarten die aardappelen poot en ze later in het seizoen oogst.
Hij is lyrisch over de selderieknollen die zowaar niet opgegeten zijn door de
slakken en bereidt weer een maaltijd met stoofpeertjes toe, die niet te lekker
mogen zijn, want dan eet hij teveel, zoals hij tot twee keer aan toe zegt.
Kapucijners en
sperziebonen
Het bezwaar van de vorige aflevering herhaalt zich. Maarten
bouwt een stelling van tonkinstokken voor de stoksperziebonen, die een grotere
opbrengst geven dan stamsperziebonen. Hij legt ze in een bedje van compost - het
toverwoord bij tuinieren - rond de stok. Sperziebonen vervelen nooit. Hij heeft
er nooit genoeg van. Dat geldt niet voor kapucijners, die zich vast moeten
hechten aan een hekwerk en die veel voedingswaarde hebben. In de zomer plukt
hij de bonen. De zaden van dikke bonen zijn ook lekker. Die van overgeschoten
bonen, de zogenaamde witte bonen, kunnen worden gebruikt als zaad voor het
volgende seizoen. Maarten kookt de bonen en de peulvruchten en waarschuwt de
kijker dat zijn vrouw Hanneke heeft gezegd dat hij eet als een beest.
Wortel, ui en kool
Maarten koopt koolplantjes, plantuien en wortelzaad in een
tuincentrum. Knoflook probeert hij niet meer, want dat is nooit gelukt. De
winterwortel komt naast de ui om de wortelvlieg af te schrikken. Broccoli bevat
veel vitamine C, als je die tenminste niet in de supermarkt koopt. Net als de
Chinese kool, die geliefd is bij slakken, is die echter moeilijk te telen.
Maarten zou een dochter van vijftien willen hebben om het onkruid tussen de
wortels te wieden, want zijn vingers zijn er te groot voor. De uien doen het
dit jaar niet goed. Hij begrijpt dat niet. De tuin stelt hem soms voor
onoplosbare raadsels. De wortels zijn prima. ‘Niets lekkerder dan een
worteltje,’ zegt Maarten, terwijl hij er een hap van neemt. Tijdens het maal
gromt hij zelfs.
Bietjes en spitskool
Spitskool is gemakkelijker te telen dan bloemkool, die vaak
te lijden krijgt van koolvoet. Het frappante is dat spitskolen altijd tegelijk
groot zijn, onafhankelijk van het tijdstip waarop ze geplant worden. Hij bedekt
de aarde rondom met blad om onkruid tegen te gaan, al biedt het wel een
schuilplaats voor slakken en gaan merels erin wroeten. Hij giet strontwater
over de plantjes. Hij heeft ook Romanesco bloemkolen, maar is tegen veredeling
omdat de smaak daarmee verandert en de natuur dat zelf zoveel beter doet. Hij
eet de spitskool rauw met rozijnen.
Maarten heeft nog wat oud Russisch bietenzaad maar zoveel
heeft hij niet nodig. Voorweken is wel handig met die harde zaden. Als ze
eenmaal oogstbaar zijn, bereidt hij ze het liefst in aluminiumfolie. De kleine
bieten hebben het meeste smaak.
Rucola doet het vaak wel, maar bevat veel nitraat, al is het
wel weer bloeddrukverlagend.
Hij ontdekt een mooi snel spinnetje en haalt een uitspraak
van zijn vader aan dat een diertje schadelijker is naarmate het langzamer
loopt, zoals een slak.
Spinazie en venkel
In een tuincentrum koopt Maarten vier venkelknollen. Hij zet
ze thuis meteen onder water, want dat hebben ze vaak wel nodig. Hij laat later
één knol staan voor de zaadvorming en gebruikt een ander voor een voorgerecht
met grapefruit en zwarte kaviaar en daarover heen een sausje van gembersiroop,
mosterd, mayonaise en yoghurt, waarmee respectievelijk de smaken zuur (venkel), bitter,
zout en zoet (sausje) gecombineerd worden.
Hij koopt ook rabarber, dat hij zo heerlijk vindt, ondanks
het oxaalzuur dat de botten ontkalkt.
Hij laat de zaden van de Nieuw-Zeelandse spinazie, die veel
vitamine C en mineralen bevat, in warm water ontkiemen en zet ze in bakjes in
de kas omdat ze warmteminnend zijn, zoals hij dat zo mooi archaïsch zegt. De
plant vormt anders dan gewone spinazie het hele jaar bladeren, die je gewoon
kunt afknippen. Hij bemest ze met koemest hoewel mensenmest nog beter zou zijn.
Er gaat een verhaal over een tuinder die zijn planten met zijn eigen
uitwerpselen bemestte. Hoewel niemand dat wist, vonden zijn goede producten
gretig aftrek. Hij leest voor over spinazie dat hij als kind vies vond en Glippie
noemde maar inmiddels de lekkerste groente vindt.
Tomaat en tuinkruiden
Omdat tomatenplanten duur zijn en men soms niet van de
juiste soort meekrijgt, kweekt Maarten ze liever zelf op en wel in
chocoladebakken die ik nog nooit gezien heb. Ze gedijen goed met oude koemest.
Als de plantjes levensvatbaar zijn, doet hij ze in potjes en die gaan in de
kas, aan een touwtje en met een bakje voor het water ernaast, want anders
beschadigen de wortels. Tomaten zijn net zo lastig als vrouwen, zegt hij, maar
goed tegen prostaatkanker. Later moet men dieven. Als men de dieven in potjes
zet groeien ze vanzelf weer verder, zegt hij. Als ze hoog genoeg zijn moeten ze
getopt worden om de groei ten goede te laten komen aan de vruchten.
Hoewel de ouders van Maarten niet aan kruiden deden en hij
daar dus weinig ervaring mee heeft, zet hij peterselie (lastig te kweken)
rozemarijn (plantje) en bonenkruid (zaad) onder oude doucheschermen. Munt gaat
in een bak om omdat die woekert.
Tuinboon en erwt
Tuinbonen doet het altijd, al moet men uitkijken voor de
houtduif die de jonge plantjes ook heel lekker vindt en de veenmol die graag
zijn scharen in de wortels zet. Het is een inheems gewas dat getopt moet worden
om luis te vermijden. Planten die desondanks luizen krijgen moeten verwijderd
en het liefst verbrand. De jonge boontjes zijn ook rauw lekker. Oude bonen
kunnen gebruikt worden voor zaad. Ze kunnen ook dubbel gedopt worden, zoals men
in de Marokkaanse keuken doet. Soms is er zelfs een tweede bloei.
Maarten plant erwtjes in maart. Ook deze worden graag door
vogels opgegeten. De erwtjes vormen peulen. Als ze dik genoeg zijn kunnen ze
geoogst. Ook de erwtjes zijn rauw te eten, maar nog lekkerder in een omelet met
kruiden.
Courgette en snijbiet
Courgette is gemakkelijk te kweken. Men zet een zaadje in
een bakje en wacht tot het een plantje wordt. Voor men dat in de aarde zet, na
de ijsheiligen, laat men het twee dagen afharden. Strontwater doet het goed
voor de groei. De mannelijke bloemen, zonder vruchtbeginsel, kan men frituren,
de vrouwelijke zitten aan de vrucht. Oude courgettes kunnen weer gebruikt worden
voor zaad. De natuur is spilziek.
Snijbiet is een ondergeschoven kindje onder de groenten. Het
lijkt op spinazie en stelt niet veel eisen. Het zaad bestaat uit rode
bolletjes. Men kan het blad knippen, maar het verlept snel dus men kan het niet
lang bewaren. Om te koken heeft men veel nodig. Het bevat veel vitamine C en
mineralen. Maarten gebruikt het in een groentetaart, omdat het wat bitter zou
zijn, maar dat heb ik nooit gemerkt. Hij vindt overigens zijn taart niet
lekker, maar wel voedzaam, deze onverbeterlijke calvinist.
Spruit en prei
Vanwege de nattigheid zet Maarten de spruitenplantjes op
terpjes. Na de langste dag doet de natuur het niet zo goed meer. De kracht is
dan weg. Spruitkool is de ideale groente, zegt Maarten, maar men moet die niet
te lang koken, liever roerbakken of met rijstolie in de magnetron, hoewel hij
dat laatste met tegenzin doet. Helaas bleken de uitgezette plantjes geen spruit-
maar spitskool. Hij haalt die weg om doorschieten te voorkomen en zet nieuwe spruitenplantjes
uit het tuincentrum in bemeste tuinaarde. Strontwater is weer heerlijk.
Helaas aten de slakken en rupsen van de spruitenplanten
waardoor de spruiten klein bleven.
De teelt van prei is ingewikkeld. Zelf zaaien en uitplanten
is niet zo gemakkelijk. Maarten koopt preiplantjes in een tuincentrum. Met een
stok maakt hij een gat van 15 centimeter diepte en zet daarin de plantjes, 25
centimeter uiteen. Daarna moet men er niets meer aan doen. Het plantje vult
zelf de leegte op. Prei is vorstbestendig. Een doorgeschoten prei vormt een
nieuwe bloem met een harde stengel binnenin.
Hiermee kwam er een einde aan een uniek Nederlands
tuinprogramma. Wat mij betreft had Van ’t Hart nog wel meer mogen voorlezen, want
dat alleen eten oogde zo alleen. Ben benieuwd wat de toegestuurde tomatenplantjes,
de Zückertraube, een leuke geste van de VPRO deze zomer doen.
Tis een hele toffe serie geweest, die moestuin van Maarten. Wat me wel wat tegenviel, of wat ik althans niet verwacht had, is dat Maarten best veel groenten gewoon kant en klaar koopt om te poten. Had meer verwacht dat hij alles zelf op zou kweken.
BeantwoordenVerwijderenLeuk blog heb je trouwens! Je kan nu je blog legaal 'spammen' op mijn blog 'De Boon in de Tuin'.
Groetjes,
Kees
Dat laatste heb ik net gedaan, Kees. Inderdaad was het verbazend dat hij vaak in een tuincentrum te vinden was. Dat heb ik dus laatst ook maar eens gedaan en meteen een hele serie sla plantjes en wat prei meegenomen. Ik vond het leuke van Maarten dat hij niet zo'n betweter is, maar zich blijft verwonderen. Dat lijkt me een goede instelling als tuinder.
BeantwoordenVerwijderen