Een kleuranalyse voldoet niet als je een schilderij wilt
doorgronden
Wim Brands noemt tijdens de introductie per abuis het ervaringsboek
Pure waanzin dat filosoof Wouter
Kusters (1966) eerder in 2004 publiceerde en dat min of meer voortkwam uit Filosofie van de waanzin dat nu op tafel
ligt. Pure waanzin ging over een psychose
waarin Kusters zelf terecht kwam. In Filosofie
van de waanzin schetst hij een meer algemeen beeld van de waanzin.
Na zijn psychose in 1987 ging hij filosofie studeren om zijn ervaring te kunnen plaatsen. Hij schreef een bachelorscriptie getiteld Landschappen van tijd waarin hij het
tijdsbesef van de psychoticus analyseert en dat door zijn docent met een negen
werd beoordeeld. In diezelfde tijd werd hij weer waanzinnig door
hyperreflectie, het nadenken over gedachten die steeds dieper voeren en niet
meer door een ander te volgen zijn. Zelf dacht hij dat hij zijn inzichten op
een A4 zou kunnen verwoorden, maar of dat echt zo is kan hij niet meer zeggen.
Hij werd gedwongen opgenomen en kwam in een vreemde situatie
terecht,vergelijkbaar met psychiater Kuiper die zelf als patiënt in de
inrichting terechtkwam waarin hij eerder anderen tegen depressie behandelde en waarover
in het aangrijpende Ver heen vertelde.
In Filosofie van de waanzin weet men
nooit wie er aan het woord is, de waanzinnige of de observator, zegt Kusters. Dat
maakt het spannend.
Brands noemt het een heel helder boek. Het theoretiseert en
het bevat veel verhalen.
Kusters wilde het verschijnsel waanzin bevrijden uit de
medische hoek. Het is geen ziekte maar hoort thuis op het terrein van de cultuur,
de mystiek en de religie.
Brands vraagt naar zijn kritiek op de opvatting van hersenonderzoeker
Dick Swaab.
Kusters noemt die maar kort in zijn inleiding, maar zegt dat
de biopsychologie ontoereikend is als het gaat om de betekenissen die mensen
toekennen aan hun ervaringen. Als Kusters wil weten wat hen drijft, gaat hij op
zoek naar de persoon, net zoals hij bij een schilderij niet de kleuren gaat
analyseren om de betekenis van de voorstelling op het doek te begrijpen.
De wartaal die de biopsychologie aan een psychoticus
toeschrijft, is volgens hem een vorm van communicatie die ons iets kan leren.
Brands moet denken aan de schizofrenen die hij in zijn
leefomgeving wel eens tegen het lijf loopt. Misschien moet hij zijn houding ten
opzichte van geesteszieken veranderen en zijn oor eens te luisteren leggen.
Kusters benadrukt het belang van dit soort praktische zaken.
In zo’n geval hebben we te maken met twee verschillende narratieve structuren,
die elkaar positief kunnen beïnvloeden. De verborgen wijsheden van de
schizofreen worden dan wellicht opgevangen.
Brands hoeft nauwelijks vragen te stellen. Kusters is een
praatgrage man die uitstekend formuleert. Maar wat wil je als je eerder cum
laude in de computer- en sociolinguïstiek bent afgestudeerd. Zijn ideeën zijn
daarnaast ook boeiend. Het is te hopen dat hij niet te veel hooi op de vork
neemt en de draad met de werkelijkheid niet verliest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten