Over de relatie tussen moraal en technologische vernieuwing
Filosoof Peter-Paul Verbeek houdt zich bezig met de
verhouding tussen ethiek en techniek, twee woorden die erg elkaar lijken, maar
in de praktijk een moeilijke relatie met elkaar hebben. In Op de vleugels van Icarus probeert Verbeek die praktijken dichter
bij elkaar te brengen. Hij legt dan wel uit dat ze niet zo tegenover elkaar staan
als het lijkt.
Wim Brands begint met de vraag waarom we weerzin hebben
tegen technologie.
Verbeek antwoordt de het nieuwe ook angst oproept en onze
zekerheid ondermijnt. Men discussieert hevig over bijvoorbeeld de komst van de Google
bril en het gevaar voor onze privacy. Verbeek doet daar niet aan mee. Hij
vraagt zich liever af hoe we het beste kunnen omgaan met deze onvermijdelijke
technologische vernieuwingen.
Brands zegt dat er over het algemeen eerst een technische
vernieuwing komt en dat er vervolgens over de ethische gevolgen daarvan gepraat
wordt.
Verbeek ziet het liefst dat de ethici gelijk oplopen met de
technici. Dan kan de technologische vernieuwing het best begeleid worden.
Brands begint over de anticonceptiepil die homoseksualiteit
meer acceptabel maakte.
Volgens Verbeek is dat een mooi voorbeeld hoe de techniek de
moraal beïnvloedde. Door de anticonceptiepil werd ook bij heteroseksuelen seksualiteit
losgekoppeld van voortplanting, zoals bij homoseksuelen al eerder gebruik was.
Brands brengt de verkeersdrempels in, een ander voorbeeld uit
Op de vleugels van Icarus.
Verbeek meent dat dit voorbeeld het sterke onderscheid
tussen mens en ding verzacht. Vroeger stond er een agent het verkeer te
regelen, tegenwoordig doet een drempel dit. Dat is ook een soort moraal,
volgens Verbeek, al zie ik dat zelf niet zo.
Vervolgens gaat het over de persuasive mirror in de wachtkamer van de dokter. Die is al
ontwikkeld en op internet te vinden. De spiegel is een beeldscherm die de
persoon herkent en op grond van diens patiëntendossier gezondheidsadviezen kan
geven. Volgens Verbeek is dit een vorm van moraliserende techniek. Op de vraag
van Brands wat hij er zelf van zou vinden om zo’n advies te krijgen, antwoordt
Verbeek dat het een interessante aanvulling kan zijn op de raadpleging van een
arts, maar dat het niet verplicht zou moeten zijn om je eraan te onderwerpen.
Hij denkt echter dat dit soort techniek onvermijdelijk is en dat de kaders van
het ethisch oordelen erdoor worden opgerekt.
Verbeek wijst op de spermacellen op de omslag, die door Brands
werden aangezien voor planten. Die houden verband met een techniek om de
geslacht van het kind te kunnen bepalen. Huiveringwekkend en ontzagwekkend, noemt
hij deze ontwikkeling, die ons zelf meer verantwoordelijk maakt voor onze
beslissingen en ook betekenis heeft voor de waardering die we toekennen aan het
mannelijke en vrouwelijke. Hij zou daar graag verder onderzoek naar doen. Bij
dit spermaonderzoek zit de ethiek al in de techniek zelf ingebouwd.
Brands komt op de Google bril, die straks op de markt komt
en volgens Verbeek onze verhouding tot de openbare ruimte zal veranderen.
Doordat de Google bril gezichten herkent en informatie over ons kan opzoeken,
wordt het onderscheid tussen openbaar en privé nog vager dan die al is.
Brands vraagt waarom de moraal altijd achter loopt op de
techniek.
Volgens Verbeek komt dat omdat de techniek de morele kaders wijzigt.
Helaas vraagt Brands niet hoe het komt dat de techniek zo enorm
om zich heen grijpt. Dat het vooral inherent is aan de kapitalistische
ontwikkeling, blijft daardoor buiten schot. Technologische vernieuwing zou ook
meer gestuurd kunnen worden in plaats van de hobby te zijn van een technicus in
dienst van het kapitaal, dat nu eenmaal voort moet om niet achter te blijven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten