Vertederend portret van een jonge monnik in een
moderniserend Bhutan
De overgangen tussen een documentaire en een film zijn soms
vloeiend, waardoor moeilijk valt uit te maken tot welk genre het hoort. Dit is
ook het geval bij Happiness. Thomas Balmès schetst het leven van de
achtjarige monnik Peyanki in Bhutan ten tijde van de komst van elektriciteit en
televisie in een verre uithoek het land, waar het verhaal zich afspeelt.
Happiness begint
met een toespraak van de koning die internet en televisie in zijn land toestaat.
Het applaus dat hem ten deel valt is nieuw voor hem zegt hij met gevoel voor
humor. Daar moest de televisie aan te pas komen. Hij hoopt wel dat men
voorzichtig met het nieuwe medium omgaat, want verkeerd gebruik kan schade toebrengen
aan de geest.
Vervolgens wendt Balmès de blik naar het afgelegen dorp waar
Peyanki woont met zijn moeder en de andere kinderen. Zijn vader is overleden na
een aanval door een beer. Tijdens de oogst van gerst zegt de moeder dat Peyanki
voor zijn verdere ontwikkeling naar het plaatselijke klooster moet gaan omdat
de school te duur is. Haar broer Kinley is het daarmee eens.
Ze brengt hem zelf naar de lama. De speelse jongen trekt een
rode pij aan en gaat teksten reciteren, zoals over compassie die voorkomt uit
de transcendentale wijsheid van de Boeddha’s nu en vroeger. De lama is veel weg
en met de hulp van een oudere jongen probeert Peyanki de regels van de orde zo
goed mogelijk op te volgen. In bed praten ze over vrouwen. Peyanki wil graag
een godin en de oudere jongen helemaal geen vrouw. Peyanki maakt radslagen op
het dak, kijkt naar de schoolkinderen en gaat eens, als het klooster in de
winter dicht is, bij zijn moeder en zijn oom op bezoek.
Oom Kinley is inmiddels naar de hoofdstad Thimpu geweest om een
jak te verkopen en met het geld een televisie te kopen. Hij bracht hem echter
niet ongeschonden thuis. Het apparaat staat te verstoffen in huis. Hij vraagt
Peyanki om met hem mee te gaan naar Thimpu om het procédé nog eens te herhalen,
maar dan met een beter resultaat. De moeder wil dat Peyanki dan meteen een
oudere zus van hem opzoekt die daar op een postkantoor met computers werkt.
Mooi is de tocht die ze maken, waarbij ze de jak verkopen en
vervolgens met een busje naar de hoofdstad reizen. Peyanki kijkt in het busje zijn
ogen uit maar wordt erg wagenziek. In de stad verbaast hij zich over
etalagepoppen, een verkeersregelaar op een kruispunt omdat de auto’s van alle
kanten komen en een zwerver met loopstokken. Zijn zus werkt helaas niet op het
postkantoor maar in een nachtclub, een feit dat hij bij thuiskomst voor zijn
moeder verzwijgt.
Na de winter verhuist de lama. Hij draagt de sleutel van het
klooster aan de jongens over en zegt dat ze in afwachting van een opvolger de
zaken goed moeten beheren. Met hun rode pijen als vleugels rennen de jongens
over de paden (zie foto) en houden hun vliegers in de lucht.
Tussendoor zien we beelden van de aanleg van electriciteit. Als
de televisie eenmaal is aangesloten kijkt de hele familie naar de buis, waarop
waarschijnlijk een worstelpartij te zien is. Balmès richt zich alleen op de
starende gezichten. Is dit het geluk waarop zij al die tijd gewacht hebben?
De gesprekken tussen moeder en Peyanki zijn vooral in het begin
erg houterig en kunstmatig, maar gelukkig trekt dat bij, want het onderwerp is
boeiend en de beelden uit de Himalaya zijn, als zo vaak, erg mooi.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten