Iets te verliezen en daarom bang
Terwijl ik nog nadenk over de Tegenlicht uitzending van
afgelopen zondag over de groeiende maatschappelijke ongelijkheid die voor
onbehagen en politieke desinteresse zorgt, maar helaas niet tot protest en
opstand leidt, lees ik een fragment dat Saul Bellow bijna veertig jaar geleden
schreef in Humboldts gift, dat uit
het hoofd van verteller Charlie Citrine komt:
‘Wat de grote massa betrof, de miljoenen die arm geboren
waren, die hadden nu een huis en een boormachine en andere apparatuur en
gemakken, en ondergingen de maatschappelijke beroering gelaten, hielden zich
gedeinsd en koesterden hun aardse goederen.’
De apathie van de massa om het heft in handen te nemen is
niet iets van de laatste jaren, maar speelt al langer en in toenemende mate en heeft,
naast de materiële welvaart misschien ook te maken met de toegenomen
complexiteit van het vraagstuk van politieke verandering. Of wordt die
complexiteit ingefluisterd door mensen die iets te verliezen hebben?
De strijdbare Britse comedian Russell Brand pleit net als de
Nederlandse vrachtwagenchauffeur Jerry Agema in ondubbelzinnige termen voor een
boycot van het systeem. Hun woede komt recht uit het hart, net als die van
Ewald Engelen die eerder in Tegenlicht te horen was als het over het corrupte
bankwezen ging. Hij bepleit met spandoeken de straat op te gaan, maar of hij
mensen daartoe krijgt? Hij verwijst zelf al naar het Communistisch Manifest
waarin staat dat men zijn hebben en houden op het spel moet zetten om verandering
af te dwingen. Hoewel men bang is om iets te verliezen, blijven gevoelens van machteloosheid rondwaren.
De Britse socioloog Colin Crouch (zie foto) legt uit dat de beslissingsmacht
van het parlement steeds meer in handen komt van transnationale organisaties en
buiten de volksvertegenwoordiging om gaat. Het contact tussen politiek en
burger is kunstmatig. De politicus ziet de burger als een consument aan wie hij
een product moet slijten. Het gevolg is ritualisme enerzijds, waarmee men stemt
omdat het zo hoort, en passiviteit anderzijds omdat een stem toch niets
uitmaakt. De vroegere bevoordeling van nationale ondernemingen werkt niet meer
omdat die bedrijven mondiaal opereren en geen cadeautjes meer uitdelen aan het
land waarin ze geworteld zijn. Lobbyen speelt een belangrijke rol voor
bedrijven, zowel in Brussel als in Washington. De bankenwereld weet op deze
manier verdergaande eisen aan hun manier van werken met bonussen etc. af te
wimpelen. Men volksmacht heeft dit niets meer te maken.
Jacqueline van Stekelenburg doet op de VU onderzoek naar de
motivatie van mensen om in actie te komen. Onvrede met de groeiende kloof
tussen rijk en arm leidt niet automatisch tot de bereidheid om actie te
ondernemen, zoals de gang van zaken rond Occupy laat zien. Media aandacht is
een voorwaarde om de politiek te interesseren, anders beweegt die niet.
De Belgische schrijver David van Reybrouck verdiept zich al
langer in de staat van de democratie is voert ook experimenten uit in de
praktijk. Hij was de initiator van het burgerforum G1000 dat in Amersfoort
navolging kreeg. Burgers zijn geen kinderen waar de sociaal democratie hen voor
houdt of klanten zoals het neoliberalisme denkt, zegt hij. Deelnemers praten in
groepjes over maatschappelijke onderwerpen. Van Reybrouck is erbij en herkent
de sfeer en het geroezemoes dat duidt op samen praten. Men heeft het gevoel
door de politiek beroofd te zijn van zeggenschap en dat klopt ook. Net als
Crouch meent ook Van Reybrouck dat de macht voor een deel is weggevloeid, niet
naar de burgers, maar naar rating agencies die de duimschroef stevig aandraaien.
Het parlement is verworden tot een gemeenteraad, die alleen nog praten over
zaken die het systeem verder niet bedreigen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten