Inleiding tot een verheven denker.
Ruim een week geleden viel met de krant een ongevraagd
cadeautje van Trouw in de bus. Nietzsche. Met een omslag in
blokletters die pijn deed aan de ogen en de vorm van een leerboek, inclusief
ruimte achterin om notities in te maken. Zoals al aangekondigd werd, gaat het
om een project in samenwerking met Oxford University Press om een twaalftal
Grote filosofen weer eens onder de aandacht te brengen, te beginnen met
Friedrich Nietzsche.
Inleider Ger Groot motiveert het project met de uitspraak
dat het debat over de grondtrekken van de wereld en ons denken niet afgesloten
is. Het kan daarom geen kwaad een aantal denkers nog eens de revue te laten
passeren. Eerst Nietzsche dus. Ik wist dat ik het boek nooit meer zou
inzien als ik het in de kast zette, dus begon er maar in te lezen. Ooit was ik
van plan met een paar andere geïnteresseerden samen Voorbij goed en kwaad
te lezen, het briljantste werk van Nietzsche zegt Tanner, maar zover kwam het
nooit en ook door Ecce homo, dat lang door de ECI werd gepromoot, kon ik
nooit heen komen.
De manier waarop Tanner schrijft is redelijik toegankelijk
en zeker niet saai te noemen. Hij behandelt in een negental hoofdstukken het
gehele oeuvre van Nietzsche, die zich buiten het academische discours om, in
aforistische paragrafen bezig hield met vraagstukken over moraal, macht, wil en
lijden. Nietzsche was er zeer op gebrand de waarheid omtrent het mens-zijn te
vinden. De wil speelde daarbij een belangrijke rol. Hij zegt ergens in zijn
aforistische en polemische stijl dat de mens liever niets wil dat dan hij niet
wil.
Nietzsche (1844-1900) had een grote aantrekkingskracht op
heel verschillende stromingen die na hem kwamen. Tanner somt op de eerste
pagina van zijn boek een groot aantal -ismen op en noemt daarnaast bijvoorbeeld
ook vegetariërs. Nietzsche was veel niet zo duidelijk over zijn opvattingen en liet behalve zijn boekwerken
ook nog veel aantekeningen achter, de zogenaamde Nachlass, die uitvoerig wordt
bestudeerd in de hoop daarin bevestiging voor eigen ideeën te vinden. Nietzsche
is geen consistent denker, zegt Tanner. Hij stelde zijn gedachten tijdens zijn
ontwikkeling steeds bij. Zijn taal was verheven en gezwollen. Hij werd steeds verder voortgestuwd, tot krankzinnigheid
aan toe.
In de De geboorte van de tragedie uit 1872,
een van zijn eerste werken en door Wagner bewonderd, zet Nietzsche het
onderscheid uiteen tussen appolinistische en de extatischer dionysische kunst.
De eerste vinden we in de letterkunde en de schilderkunst, de tweede in de
muziek. Van Wagner bijvoorbeeld, die de geest bedwelmt of vervoert kan ik
misschien beter zeggen. Er is overigens niets mis met appolinistische kunst,
zegt Nietzsche. Tanner noemt Nietzsche een mislukt scheppend kunstenaar. Dit
boek is een optimistische versie van een pessimistische wereldvisie.
Nietzsche wordt vaak afgeschilderd als een denker die alle
waarden verwerpt, maar volgens Tanner was hij zeker geen nihilist. Hij verzette
zich sterk tegen het christendom, dat de mens
nietig maakt. Zelf bepleitte Nietzsche een extreem individualisme. Hij
keerde zich tegen hulpverleners, die zich uit eigen behoeften op zwakkeren richten en daarmee
alleen zichzelf verheffen. Nietzsche vond dat men een kunstenaar van eigen
leven moest zijn en geen kuddedier.
In Also sprach Zarathustra (1883-1885) gaat hij
daarop verder. Het boek ademt de sfeer van de bijbel. Zarathustra is de profeet
van de Ubermensch, een vaak verkeerd verstaan begrip, waarmee Nietzsche de
autonome mens bedoelde, die onafhankelijk is van opinies van anderen en zich
niets laat voorschrijven. Het boek leest als een schelmenroman, zegt Tanner.
Nietzche vindt het verkeerd om medelijden met anderen te hebben en wil ja
zeggen tegen alles in het leven met de ongedwongenheid die jonge kinderen nog hebben.
Het idee van de eeuwige wederkeer, waarin alles steeds weer terugkomt, blijkt
vol haken en ogen. De afwijzing door de geliefde Lou Salomé tijdens het
schrijven van heeft Nietzsche geen goed
gedaan. In Voorbij goed en kwaad (1886) bekijkt hij de wereld vanuit
verschillende perspectieven. Onze opvattingen staan niet los van de plaats die
we in de wereld innemen.
Een jaar later schrijft hij over het trotseren van het
lijden in De genealogie van de moraal. Het lijkt op een persiflage van
een academische verhandeling. Tanner noemt het het meest ingewikkelde boek.
Nietzsche verwijdert zich daarin van de opvatting dat kunst de waarheid bezit.
De knechtenmoraal heeft volgens hem gezegevierd over die van de meester.
Tanner schreef geen hagiografie, maar is kritisch en
bespreekt ook anderen die over Nietzsche geschreven hebben. Dit eerste boek uit
de serie is een aardige inleiding tot de ideeën van Nietzsche, die met zijn protest
tussen de mens als kuddedier nog springlevend blijkt.
Niet apollinistisch: apollinisch !
BeantwoordenVerwijderenBedankt!
Verwijderen