Erik Menkveld over Het grote zwijgen, VPRO - De Avonden, 6 mei
2011
Alle noten gelijkwaardig
Het grote zwijgen (2010), genomineerd voor de Academica Literatuurprijs die vanavond in Diligentia wordt uitgereikt, speelt zich af in het begin
van de 20ste eeuw. Muziekrecensent Matthijs Vermeulen is gegrepen
door de muziek van Diepenbrock en treedt met hem in contact. Ze worden intieme
vrienden, maar later komen ze tegenover elkaar te staan.
Erik Menkveld is dichter. Hij debuteerde in 1977 met De
karpersimulator. In het najaar van 2006 verscheen, aldus de site van Van
Oorschot Met de meeste hoogachting, een brievenboek, geïnspireerd op
het voorbeeld van Petrarca, die brieven aan zijn klassieke voorgangers Cicero
en Seneca schreef. Op basis van de vragen die je stelt maak je een zelfportret,
zegt Menkveld.
Hij schreef eerder over Adriaan Roland Holst. Die zette hem
op het spoor van Matthijs Vermeulen. Menkveld werd geïntrigeerd door de
criticus. Op die manier maakte hij ook nader kennis met Alfons Diepenbrock die
hij kende van zijn vriendschap met Tachtigers. Diepenbrock vormde aanvankelijk
een soort spirituele leermeester voor Vermeulen. Ze praten samen over muziek,
het leven en de oorlog. Vermeulen ging ook zelf componeren. Hun vriendschap wordt beschreven tegen de achtergrond van de
eerste wereldoorlog. Ze vroegen zich af wat ze nog met muziek moesten in zo’n
vreselijke oorlog.
Jeroen van Kan, die het interview afneemt, zegt dat
Diepenbrock en Vermeulen twee heel verschillende mensen waren.
Vermeulen richtte zich op de toekomst. Wilde de modaliteiten
loslaten. Dat had ook te maken met het opkomende communisme. Uit solidariteit
daarmee wilde hij dat alle noten gelijkwaardig waren. Net als bij Schönberg
ontstond er strijd in de muziek. De idealistische Diepenbrock raakte zwaar
teleurgesteld in de mensheid en keerde zich tegen alles wat Duits was. Vermeulen
ging in opdracht van De Tijd als verslaggever naar België, maar was alweer snel
terug. Hij kon niet tegen al dat geweld.
Menkveld leest een fragment voor waarin Vermeulen denkt aan
zijn vriend Petrus in Amsterdam. Daarna horen we een muziekfragment uit 1919
dat hij componeerde: clusters van tonen met harde klappen en marcherende
melodieën als in Le sacre du printemps van Stravinsky. Het klinkt
schrijnend en dat heeft volgens Menkveld te maken met zijn oorlogservaringen.
De conflicten tussen Vermeulen en Diepenbrock speelden zich
af op het breukvlak van de tijd en zijn daarom zo interessant, zegt Menkveld.
Vermeulen streed met open vizier. Had zuivere principes. Een visioen van het
goddelijke. Was anders dan Mengelberg die het zichzelf wel eens gemakkelijk
maakte. De componist en dirigent Mengelberg negeerde Vermeulen totaal.
De tragiek is dat het idealisme van Diepenbrock en Vermeulen
in het zand gesmoord werd. Zoiets vindt Menkveld onroerend. Hij wilde dat in
een roman laten zien. Hoe doe je dat? vraagt Van Kan. Op een gegeven moment
moet je toch gaan schrijven.
Menkveld gaf als redacteur een biografie van Vermeulen uit
waarin allerlei kale feiten stonden, zoals dat Elsa, de vrouw van Diepenbrock,
Vermeulen verleidde of over de tekst van Nietszche Das grosse Schweigen,
die door Diepenbrock op muziek gezet werd. Hij wilde die feiten leven inblazen.
Veel was onbekend, zegt Van Kan.
Menkveld verzon ook van alles. Fictie is het liegen van de
waarheid. Op basis van bekende feiten vulde hij het verhaal in. Hij heeft het
zo verzonnen dat het gebeurd had kunnen zijn. Diepenbrock voelde meer voor Jo
dan voor Elsa. Die neemt wraak en wendt zich tot Vermeulen.
Van Kan vraagt hem verder niets te verklappen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten