In de ruimte normaal/abnormaal vertelt gids Ineke dat het museum in Haarlem bijna
zeven jaar bestaat en hoofdzakelijk gerund wordt door vrijwilligers. Het is
opgericht om het taboe op psychiatrische patiënten op te heffen en na te denken
over normaal en abnormaal. Normale mensen vinden zichzelf vaak een beetje
abnormaal, zegt ze, zoals ook tot uiting komt in het spreekwoord Elke gek
heeft zijn gebrek. Pas als je stemmen hoort, wordt het wat anders. Ineke
wijst op vertelt over het verschil tussen endogene - en exogene depressie.
Het gebouw, waarin het museum gevestigd is, bestaat sinds
1300. De kerkdiensten werd geleid door de priesters van de Heilige Jacobus. Het
was een tussenstop voor pelgrims op de route naar Santiago de la Compostela en
trok bedelaars aan en leprozen. Vanaf 1850 werd het een tehuis voor arme
bejaarden, wezen en hoeren met syfilis. Vanaf 1924 woonden de kinderen apart.
Ineke weet nog uit haar lagere schooltijd van kinderen die ‘aan de
Schotersingel’ woonden.
In de kastenkamer, vroeger de linnenkamer, bevinden zich kasten
met voorwerpen van verschillende psychiatrische patiënten die over hun leven
vertellen. Wij luisteren naar de 45-jarige Jacqueline, die dacht dat alles in
het leven leuk was maar bedrogen uitkwam. Zo leefde zoals haar rokje waaide,
zegt ze op de bandopname. Ze is inmiddels genezen verklaard maar wie zou haar
als babysit willen, vraagt Ineke. Een vraag die te denken geeft over stigma en
acceptatie.
In de binnenplaats werden dollen, die eerder de zottenkap opkregen
of in kooien werden gestopt, opgesloten. Dat had te maken met de
verstedelijking. Men wilde de ander niet meer in zijn nabijheid. In de
dolcellen kon aan de ketting gelegd worden. Ze waren niet verwarmd omdat een
gek toch niets voelde. Op zondag mocht de bevolking naar hen komen kijken.
De ontmoetingszaal
was tussen 1800 en 1850 een ziekenzaal waarin men kon doodgaan. Men leverde
daartoe een loden penning in. Daar komt het spreekwoord het loodje leggen
vandaan. Tegenwoordig staat de zaal vol met poppen van lieden die te maken
hebben met de relatie creativiteit – gekte, zoals de schrijver Edgar Cairo
(1948 –2000), de dichter Gerrit Achterberg (1905-1962) en Piet Kuiper
(1919-2202), de hoogleraar psychiatrie die zelf niet aan opname ontkwam en
daarover het opzienbare boek Ver heen schreef.
In test
jezelf worden verschillende visies op de waanzin uitgebeeld. De
temperamentenleer ziet als oorzaak van waanzin de onevenwichtigheid tussen de
humeuren en onderscheidt flegmatische, sanguïnische, melancholische en
cholerische persoonlijkheden. De barbier of chirurgijn verrichtte aderlatingen
of met zette bloedzuigers op de aderen. Het laatste gebeurt vandaag de dag nog
steeds. De Surinaamse creolen menen dat waanzin te maken heeft met slechte
geesten en drijven die uit tijdens rituele diensten. Kahn ziet het als een
hersenziekte en Freud (1856-1939) en zijn volgers zoals Jan Foudraine als een
geestesziekte. De verschillende visies leiden onvermijdelijk tot discussie. Men
is het erover eens dat er een golfbewegingen zijn.
In de patiëntenkamer kan men rustig zitten, lezen of naar een film
kijken. Net als alles in het museum is het jaren zeventig interieur afkomstig
uit inrichtingen. De antipsychiatrie zorgde voor emancipatie van de patiënt.
Men leerde zich uiten en met elkaar praten.
In de zorgzaal staan allerlei instrumenten opgesteld waarmee men de
waanzin poogde in te dammen of uit te bannen en leren we iets over de
geschiedenis. In Engeland werd in 1450 de eerste krankzinnigeninrichting,
Bedlam, gesticht, die ongewijzigd tot begin 1900 in gebruik was. In de tijd van
Lodewijk XIV maakte dokter Pinel,de grondlegger van de moderne psychiatrie, de
kettingen van de geesteszieken los en stichtte huizen voor mannen en vrouwen.
Zijn leerling Esquirol maakte tekeningen van ziektebeelden (te zien in de psychiaterkamer)
en woonde bij de mannen om tot meer begrip te komen voor hun problemen. Rond
1840 vaardigde koning Willem III de krankzinnigenwet uit, waarin vermeld stond
dat de ziekte beschreven moest worden. In 1874 kwam de psychiatrie onder
provinciaal toezicht.
Er staat een badkuip met linnen erover gespannen met een gat
voor het hoofd, waarin men maandenlang, ingesmeerd met vaseline, een badtherapie
onderging en een koperen laars die door dokter Junod gebruikt werd om de
bloedstroom af te knellen. In 1949 ontdekte men, als neveneffect van de
narcose, de stof largactil die in de vorm van oranje pillen werd toegediend.
Als men buiten op het veld werkte moest men een hoed op omdat men anders zijn
gezicht verbrandde. Een zeventienjarige vrouw die in 1938 in Duin en Bosch in
Castricum werd opgenomen borduurde haar gestichtskleed. Ze werd 94 jaar oud en
liet het kleed na aan de inrichting die het aan Het Dolhuys schonk. Er staat
een apparaat voor electroshocks, dat zeer pijnlijk was en alleen nog onder
toepassing van strenge regels als narcose en spierverslappers gebruikt mag
worden.
Al met al is er heel veel te zien en te ervaren in dit fascinerende museum en daarna in het sfeervolle
museumcafé na te praten over onze verhouding met de ongelukkige en vaak in
armoede en isolement levende psychiatrische medemens.
Een zeventienjarige vrouw die in 1938 in Duin en Bosch in Castricum werd opgenomen...
BeantwoordenVerwijderenzou in 2011 90 jaar oud zijn
Geschiedenis om gek van te worden :-(
BeantwoordenVerwijderenDank, knutselsmurf,onze rondleidster zei al dat ze niet zo goed was met jaartallen.
BeantwoordenVerwijderen