Jeroen van Kan vraagt de samenstelster van de bloemlezing De
Nederlandse erotische literatuur in tachtig en enige verhalen wat nou
precies erotische literatuur is.
Dat is de moeilijkste vraag, vindt Etty. Ze schrijft in haar
Inleiding dat het gaat om een zinnenprikkelende en lustopwekkende reactie,
die het lezen oproept. Bijvoorbeeld in Lolita van Nabokov, waarin de
pedofiele Humbert Humbert een orgasme krijgt zonder dat er uitwendig veel
gebeurt.
In de suggestie herken je de grote schrijver? vraagt Van
Kan.
Etty antwoordt nogal tegendraads dat je de daad ook kunt
benoemen, pubers zijn daar in boeken naar op zoek. Ze werkte in de Koninklijke
Bibliotheek in de kelder, De hel, genaamd, die haar aan de Stasi archieven deed
denken en waar allerlei beeldmateriaal ligt opgeslagen. Etty was vrij om te
selecteren wat ze wilde. Haar criterium was dat het voor haar zinnenprikkelend
moest zijn of vroeger geweest moest zijn. Ze wordt niet opgewonden van slechte
literatuur.
In De hel vond ze publicaties van A. van der Heijden, zoals
een dikke bijlage van Penthouse over een vriendenclubje dat intieme handelingen
met elkaar verricht, maar dat te langdradig was voor de bloemlezing. Gelukkig
vond ze ook een fragment uit Advocaat van de hanen, dat de schrijver had
aangeboden aan Playboy, zodat Van der Heijden toch een plaats kon krijgen.
Als je de namen weglaat, kun je zien wie het geschreven
heeft, zegt Etty. De stijl verloochent zich niet. Ook Heeresma staat erin met
een verhaal uit Playboy.
Van de vooroorlogse schrijvers kwam alleen Couperus in
aanmerking. In het verhaal ligt hij naast het Orlando figuur. Etty vindt het
uitgestelde genot het mooist, hoewel het beschrijven van de daad ook wel wat
heeft. Bij Couperus ontbreekt de humor en de zelfspot die in mijn recente
verhalen juist wel aanwezig is. Anders dan in porno waar de spanning niet
doorbroken mag worden.
Van Kan haalt een zinsnede aan uit Turks fruit waarin
de ik-figuur iets zegt over het likken van stront van zijn reet door Olga.
Etty vindt dat dat geval ook een diep vertrouwen aangeeft in
de relatie tussen de twee.
Van Kan noemt het zonde dat Gerard Reve, toch een van onze
grootste erotomanen, niet voorkomt in de bundel.
Etty betreurt het dat Joop Schafthuizen dat heeft
tegengehouden.
Van Kan vraagt Etty wat ze haar het meest heeft opgewonden
van wat ze niet kende.
Marnix Gijsen, zegt Etty, die een negerin beschrijft die in
de tram een man pijpt. Etty herinnert zich van de middelbare school dat ze
onrustig werden van Boutens die ook over pijpen schreef,, maar daarmee fluiten
bedoelde.
Ook de jonge meiden als Renske
de Greef en Alma Mathijsen die
de spot drijven met de erotomanie.
Tenslotte noemt ze een gedicht van Cees Nooteboom dat ze op
Google vond onder het trefwoord asperge, nadat
Nooteboom eerst zijn bezwaren tegen de Nederlandse erotica had geuit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten