Op de jaarlijkse bijeenkomst van
Recensieweb in Spui 25, over de bronnen van de schrijver, staat deze
vierde keer – na Dimitri Verhulst, Annelies Verbeek en Gustaaf Peek – dichter
en schrijver Mark Boog in het middelpunt.
Arjen Fortuin memoreert dat Mark met poëzie debuteerde en
dat anderhalve maand geleden de roman Het lot valt altijd op Jona
uitkwam. Op de vraag of Mark het afwisselt, antwoordt hij dat hij geen schema
heeft maar dat het om de behoefte gaat. Soms wil hij dichten omdat het snel af
is. Fortuin interviewde hem tien jaar geleden na de beklemmende debuutroman De
vuistslag. Las daartoe een stukje in de Volkskrant over het voetbalteam
waarin Mark speelde, dat in het nieuws probeerde te komen als minst succesvolle
ploeg. Fortuin vraagt zich af wat voor speler Mark is. De door hem uitgekozen
fragmenten overziend, niet iemand van lange rushes, maar wel van lange mooie
individuele acties. Fortuin hoopt dat deze avond iets van de tactiek en het
spel van Mark zichtbaar wordt.
Het eerste fragment, voorgelezen door acteur Michel Visser,
die zich net als Karlijn Sonderen op een uitstekende manier van deze taak
kwijt, is van Franz Kafka, het begin van De gedaanteverwisseling. Op
zijn dertiende wist Mark al dat hij schrijver wilde worden. Hij stopte met
lezen vanwege de verplichte lijst op school, maar was later ondersteboven van
Kafka. Alle zinnen staan onder spanning, zegt hij. Hij ziet nu ook de slapstick
erin. Kom ik wel op tijd op mijn werk, denkt de hoofdpersoon, terwijl hij in
een insect veranderd is. Mark bewondert Kafka vanwege de zakelijke, archaïsche
toon en de redenerende stijl met veel ‘want’ en ‘maar’ die alleen voor de
hoofdpersoon tot kloppende conclusies leiden.
Karlijn leest De brief uit Edinburg voor uit Reve’s Op
weg naar het einde. Mark las dat in dezelfde tijd en vond het toen amusant,
maar herkent nu de wanhoop erin. Hij begreep niet veel van de religieuze en
homoseksuele toespelingen, maar was onder de indruk van de lange zinnen die op
hun pootjes terechtkwamen. Op de middelbare school oefende hij zich met een
vriend hierin. In zijn tweede roman De warmte van het zelfbedrog zoekt
de protagonist verlossing, maar vindt die niet en keert in een vuilniswagen
weer terug. Arjen Fortuin had daarin vaker een punt gewild, maar Mark had
plezier in de plechtstatige toon. ‘Wat zat daarachter?’ vraagt Fortuin. De
protagonist is op de vlucht, het is een manier om zich staande te houden, zegt
Mark Boog, die zich beschouwt als een zinnenschrijver. Hij geniet van mooie
zinnen lezen. Hij vindt het mooi dat Reve aan het einde van de brief zegt dat
hij niets meer corrigeert, want dan kan hij wel aan de gang blijven. Hij vindt
het belangrijk om aan te voelen wanneer hij moet stoppen. In proza loopt het
vanzelf als hij eenmaal de juiste toon te pakken heeft. Gooit misbaksels weg na
vijftig bladzijden.
‘Geestiger dan Reve wordt het niet,’ zegt Arjen Fortuin bij
de aankondiging van een fragment van De bibliotheek van Babel van
Borges. Mark las het rond zijn twintigste. Begrippen als zeshoeken pasten in
zijn voorkeur voor wiskunde en zijn puberale fascinatie voor oneindigheid.
Borges accepteert zijn nietigheid. ‘Jouw personages doen dat niet,’ zegt
Fortuin. Mark antwoordt dat ze het leven zinloos vinden, maar ook plegen zij
verzet daartegen. Overigens vindt hij dat Borges stroef leest, maar dat de
beelden mooi zijn. Als hij wiskundige was geworden had hij een ander leven
gehad, maar toen al zag hij overeenkomsten tussen wiskunde en poëzie. Een
gedicht wil orde aanbrengen. ‘Om daardoor de chaos nog pijnlijker naar voren te
laten komen,’ vult Arjen Fortuin aan.
Van drie gedichten van Hans Favery, Paul Celan en Jan Arends
begint de laatste met: ‘Ik heb een huis.’ Het eindigt met ‘Ik weet dat wie
koffie bij mij drinkt zich later ophangt.’ Het doet Mark Boog denken aan een
regel van Reve: ‘Wat geeft het toch een angstig gevoel van vrede als mijn vader
zijn bijl slijpt.’ Hij bewondert de onversneden woede van Arends. Hij kan zelf
moeilijk literatuur schrijven als hij kwaad is. In De vuistslag is de
hoofdpersoon ook altijd kwaad, zegt Arjen Fortuin. De ideeënpoëzie van Faverey
is tegelijk ook ontroerend, vindt Mark Boog. Het fragment bevat zijn favoriete
strofe over een lichtkever in een doosje die doodgaat als je er te lang mee
rammelt. Dat staat symbool voor het schrijven van gedichten. Arjen Fortuin zegt
dat ook Mark bekend staat om het uitbikken van woorden die versleten zijn. De
psalm van Celan vindt Mark het mooiste gedicht uit de wereldliteratuur. Er zit
spanning in en noodzaak. God wordt niet genoemd, maar is er wel. Piet Gerbrandy
noemde Boog tot zijn verbazing een religieus dichter, terwijl hij daar niets
mee heeft, maar hij vindt het wel een voorrecht zo genoemd te worden. Wordt
poëzie beter als het ernstiger is? vraagt Arjen Fortuin. Nee, zegt Boog
resoluut, je moet wel kunnen glimlachen.
Twee fragmenten van Pessoa: een gedicht dat eindigt met
‘Geef me nog wat wijn want het leven is niets’ gevolgd door een fragment uit
het Boek der rusteloosheid, een uitputtende ontleding van een mens, zo
zwaar dat Mark er een half jaar over deed om het uit te lezen. Hij vindt de
kloof tussen voelen en denken typerend voor Pessoa. Als tweeëntwintigjarige
dacht hij dat het over hemzelf ging. Hij had zelf ook een romantisch idee over
het schrijverschap maar schrijven tot diep in de nacht werkte niet. Hij leest
zelf, als hij daar al tijd voor vindt met zijn kinderen, veel buitenlands
proza, omdat de vertaling een selectie is en daarom vaak beter dan een
Nederlandse roman. Overigens valt hem nu op dat veel door hem gekozen
schrijvers rond 1880 geboren zijn. Hij werpt op dat hij misschien te laat
geboren is. Fortuin memoreert dat August Willemse die veel van Pessoa
vertaalde, vandaag op de kop af vier jaar dood is.
De volgende dichters zijn Eva Gerlach en Kavafis.
‘Plotseling was de glans uit de wereld verdwenen,’ luidt een regel van de
eerste. Mark vindt dat een mooie formulering voor de onttovering. Kafavis valt
er buiten. Mark vindt het gedicht mooi maar kan niet zeggen waarom. Net als
Pessao en Kafka publiceerde Kavafis weinig. Mark herkent dat om een gedicht in
een la te laten liggen, maar wil daar niet aan toegeven. ‘Applaus is nodig,’
veronderstelt Arjen. ‘Maar is ver weg,’ antwoordt Mark.
Het laatste fragment komt uit het bijbelboek Jona en sluit
aan op de onlangs verschenen nieuwe roman. Mark leest graag in de bijbel, maar
vindt het Hooglied of Prediker beter. Arjen zegt dat Het lot valt altijd op
Jona zijn tweede ziekenhuisroman is en uitzonderlijk in zijn oeuvre. Mark
antwoordt dat het niet zo bedoeld was en gebaseerd op ziekenhuisverslagen van
een opname van zijn eigen zoon. Hij beleefde die tijd intens en merkte achteraf
dat zijn tijdsbeleving niet klopte. Hij weet misschien over vijf jaar of het
schrijven therapeutisch was. Hij had spijt toen hij ermee bezig was maar is
trots dat het er is. Hij kwam er pas later toe om het boek Jona eraan toe te
voegen, een nieuwe laag om het boek kunstmatiger te maken. In andere boeken zet
je de lezer op het verkeerde been, hierin niet, ook dat is afwijkend, zegt
Fortuin. Hier zit het gebrek aan informatie in de hoofdpersonen. Arjen wijst
nog op grapjes zoals de namen van de verpleegsters. Mark had die ingevoegd uit
angst dat het anders te larmoyant zou worden. Hij leest een fragment voor.
Arjen Fortuin zegt dat Mark over vijf jaar blij met dit boek zal zijn, als
blijkt dat er in de zaal geen vragen zijn. Misschien is het beter om voor de
volgende keer een prikkelende stelling te bedenken. Arjen Fortuin sluit af met
te zeggen dat er volgend jaar weer een andere schrijver naar zijn bronnen zal
worden gevraagd. Een mooie avond.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten