Wetenschapsjournalist James Gleick is
niet per sé pessimistisch over de stroom informatie die ons dreigt weg te
wassen. Informatie is voor hem als een verrassing, iets dat men nog niet kent.
Hij begon zeven jaar
geleden aan Informatie. Twitter bestond nog niet. In
1948 begon de informatie theorie met de telefoonmaatschappij Bells Labs. Claude
Shannon vond een manier om informatie te comprimeren in bits, digital binaries. Met de mogelijkheid om informatie te digitaliseren, begint een nieuwe tijd.
‘Zijn andere media als drukpers en telegraaf minder
belangrijk? vraagt Kijne, die gedurende dit interview voor advocaat van de duivel speelt.
‘Ze zijn familie, zoals het schrift, dat de orale traditie
verdrong. Informatie wordt steeds toegankelijker. Alles is op te zoeken.’
‘Jonathan Foer zei dat men niets meer hoeft te onthouden.’
‘Dat kan gevaarlijk zijn, als je je laat bespelen. Meer
informatie maakt ons geen betere beslissers.’
‘Wat te denken van de mythe van de informatiewolk die via
een commercieel kanaal als Google wordt verspreid?’
‘Veel info gaat niet via Google, maar we moeten het in de
gaten houden en zoregen dat de overheid goede privacywetgeving maakt. ’
Gleick zit zelf ook op Twitter en vindt het leuk te
luisteren naar snelle informatiebronnen, die verwijzen naar andere informatie.
‘Hoe verscheidener de informatie, des te beter,’zegt hij.
‘En hoe ingewikkelder,’ voegt Kijne daaraan toe.
‘We hoeven niet tegen een muur aan te lopen. De Engelse ondertitel van mijn boek luidt flood (vloed) maar Leibniz klaagde al
over de overvloed aan boeken. Google heeft filters en gidsen, net als een
krant. Men leert op Twitter kiezen en men kiest ook bloggers, waar men vertrouwen
in heeft. Gleick wil geen pleitbezorger van de nieuwe media zijn, maar ziet
daardoor wel een wereldgemeenschap op komst. Democratisch hoeft die
ontwikkeling te zijn, zie de houding van de Chinese overheid ten aanzien van
het vrije internet.
Kijne vreest dat men informatie kiest die het oordeel
bevestigt, hetgeen leidt tot een tunnelvisie.
‘Dat is altijd al zo geweest,’ stelt Gleick.
‘Is er iets wat u bang maakt,’ vraagt Kijne dan maar op de
man af.
‘Alles wat we besproken, alertheid is geboden, ook over
manipulatie en censuur van informatie door bedrijven.’
‘Kan ons brein over tien jaar worden aangesloten op een
chip?’
‘Ik zou het niet willen maar hou niets voor onmogelijk.’
‘In Duitsland was een mevrouw die na de uitvinding van de
telegraaf een zakje zuurkool naar haar zoon wilde sturen. Met 3 D printers kom
je een aardig eind.’
Gleick komt met een voorbeeld van een vrouw die een bericht
liet telegraferen en aan de telegrafist vroeg, nadat die de hoorn ophing,
waarom hij het niet verstuurde. Ze begreep niet dat een bericht abstract was.
‘Wat is je grootste droom?’
Gleick wordt steeds weer verrast door nieuwe uitvindingen.
‘T.S.Eliot stelde dat informatie geen kennis en kennis geen
wijsheid. Kan een computer ooit wijsheid genereren?’
‘Je stopt erin wat je wilt en een computer kan daar iets
anders van maken, maar geen wijsheid. Wellicht wel de mensheid met behulp van
computernetwerken.’
Het was een verademing om niet weer een doemdenker of
fantast over de digitale revolutie te horen, maar een Amerikaan die met beide
benen op de grond staat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten