Ik moest denken aan een recent bezoek aan Mauthausen, toen
ik de beelden van Auschwitz zag en de groep die door rondwandelde onder leiding
van een Poolse, Engelssprekende gids. Zij sprak over de selectie van gevangenen
als er een nieuwe lading gedeporteerden binnenkwam. De maatstaven waren
onbekend. Ze stonden voor een tafel met een dokter in een witte jas, die
ongeïnteresseerd zijn taak verricht. Sommigen gingen rechtsaf, anderen linksaf.
Aan het eind van de film staat de groep van de gids in de gaskamer. Net als ik
in Mauthausen. De groep bidt. Wat kun je anders doen?
In deze film naar een boek van Elie Wiesel gaat het om een
rechtszaak tegen God na de selectie van de gevangenen. De aanklacht luidt
moord, collaboratie en nog meer moord. Er zijn rechters, er is een inquisiteur,
er zijn getuigen. Het is moeilijk de kale koppen in de gestreepte kledij uit
elkaar te houden Bij de nieuwkomers is dat gemakkelijker. Student Idek herkent
professor Schmidt, een rabbi.
God zou hier moeten zitten,’ zegt een man. ‘Hij is een
bedrieger, hij verbrak het verbond met Mozes, zo’n 3500 jaar geleden in de
Sinai woestijn.’
‘Er zijn ergere dingen gebeurd,’ antwoordt de oude Kuhn die
een zoon in de barak heeft.
‘Dit is een beproeving die we moeten doorstaan. We worden
getest, gelouterd zullen we hier uit komen.’
Ezra uit Zamkevitz zegt dat hij nog altijd de Tora leest,
hoewel zijn moeder vermoord werd.
Hij moet het zien als een offer, een offer voor het
allermooiste, zegt Izek, die vertelt over de collectieve zelfmoord van duizend
joden die opgesloten werden door de Romeinen.
Ezra weet niet of hij zich beter voelt als hij weet dat zijn
moeder een offer is.
Hitler is het mes maar God de chirurg, merkt iemand op om
aan te geven dat de daden van god ondoorgrondelijk zijn. De blokoudste is de
nazi’s van dienst om zelf te overleven.
Izek zegt dat ze kunnen kiezen, dat ze een vrije wil hebben,
maar een vader van drie zoons vertelt daarop een aangrijpend verhaal waarin hij
van een nazi tussen hen moest kiezen. ‘Waar was mijn vrije wil?’ vraagt hij
vertwijfeld.
Misschien lijdt God met ons, oppert iemand, voordat de
dokter binnenkomt en de nieuwelingen laat wegvoeren worden om kaalgeschoren te
worden.
Men heeft nog een paar uur voordat een deel van hen vergast
wordt en wil de rechtszaak vervolgen. Rabbi Schmidt vat samen: we kunnen god
niet kennen en moeten geloof hebben.
Zijn woorden vallen niet in goede aarde. Omstanders op hun
britsen uiten hun afkeuring als zijn het leden van het Britse parlement.
Geen veronderstellingen, luidt het weerwoord van een
natuurkundige.
Wat heeft de godsverloochening opgeleverd? vraagt de oude
Kuhn, die anders dan zijn zoon niet dood hoeft.
De drie rechters beraden zich, terwijl buiten de barak
geschreeuwd wordt. Een rechter bekent dat hij eerst dacht dat hij een Duitser
was. De smerigheid is deel van het concentratiekampsyteem om gemakkelijker de
joden te kunnen doden. Laat god niet van je afpakken, zegt hij.
Onze god is niet goed, maar stond wel aan onze kant, luidt
de opinie. Hij heeft inmiddels een ander verbond gesloten. God is onze vijand.
Er is sprake van contractbreuk, luidt de conclusie.
De dokter roept de nummers af die weggevoerd worden. De oude
Kuhn smeekt om de plaats van zijn zoon in te nemen en krijgt toestemming. Men
bidt in de gaskamer de oude joodse gebeden over god als toevlucht.
‘Is het gebed verhoord?’ vraagt een jonge vrouw van de
groep.
‘We zijn nog steeds hier,’ glimlacht een oudere joodse man.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten