Het geluid van een autochtone Nederlander.
Wim Brands opent de uitzending met de opmerking dat een
intellectueel iemand is die na een film in de bioscoop blijft zitten tot na de
aftiteling. Verder komt dat onderwerp niet ter sprake. Ik neem aan dat het een
statement is uit Altijd november, de debuutroman van Gerry van eer List
over een boze Rotterdammer, al maakt hij bezwaar tegen het feit dat Brands de
man boos noemt. Van der List trekt zelf de vergelijking met iemand die bezwaar
maakt tegen de grote inkomensverschillen. Zo iemand wordt betrokken genoemd
maar als een ander problemen heeft met buitenlanders in dit land, dan heet ie
boos.
Van der List heeft de roman geschreven omdat hij als
journalist bij Elsevier vaker romans op zijn tafel krijgt en dacht dat hij
zoiets ook wel zou kunnen en misschien zelfs beter. Hij putte uit eigen
ervaring omdat het hem gemakkelijker leek dan te schrijven over zijn eigen
leven dan over zigeuners in Hongarije. Van literatuur weet hij verder niet
veel. Hij is opgegroeid in een arbeiderswijk in Rotterdam. Dat was als een
dorp, waarin men de voordeur kon laten aan staan. Zijn familie was fan van
Sparta. Zijn ouders stemden KVP en later CDA. Zijn moeder stemde in de jaren
tachtig een keer op Janmaat omdat ze zich onprettig voelde in haar eigen buurt
met zoveel buitenlanders om haar heen. Ze kon zelfs haar buurman niet meer
verstaan.
Van der List heeft het dus niet van een vreemde. Zelf ging
hij naar het gymnasium. Dat gaf frictie met het ouderlijk milieu vanwege een
veranderde interessesfeer en een ander jargon. Van der List raakte
geïnteresseerd in de politiek, verhuisde naar een betere buurt en later naar
een buitenwijk van Leiden, maar bleef contact houden met zijn wortels. Hij
begrijpt de vervreemding van zijn moeder. Het is erg als je niet met de buren
kan praten. Door de instroom van buitenlanders ontstond een overbelasting voor
de verzorgingsstaat, de criminaliteit ging omhoog en de islamitische cultuur
bracht een heel andere sfeer in de wijk. Hij vindt dat zijn moeder in de steek
is gelaten, allereerst door de PvdA, die de moslim als underdogs beschouwde,
maar ook door zijn eigen partij, de VVD. Hij is niet bang om politiek
incorrecte meningen te uiten.
De hoofdpersoon in deze licht autobiografische roman, zoals
hij die zelf noemt, is niet alleen gefrustreerd maar heeft ook nog eens last
van een midlife crisis. Hij zit trouwens niet als begrafenisondernemer in de
studio, maar het boek is ook om te lachen. Hij vraagt aan Brands of dat klopt.
Brands beaamt dat en vraagt naar een voorbeeld van zijn zelfspot, maar dat lukt
Van der List niet. Brands noemt met een grote glimlach op zijn gezicht zijn
tuinkabouters.
Hij heeft er wel twintig, ook in zijn huisje in Ermelo, zegt
Van der List. Hij bewondert Rien Poortvliet, vindt kabouters vertederend, ze
brengen hem in een goed humeur, hoewel ze ook een mikpunt van spot zijn. Dat
men zich daarmee profileert als een burgermens, geldt minder voor hem zegt hij.
Van der List stelt dat tuinkabouters in een dictatuur altijd als eersten het
onderspit delven.
Als Brands vraagt wat hij lastig te beschrijven vindt,
antwoordt hij dat hij niet wil dat bestaande mensen in zijn roman herkenbaar
zijn. De vraag van Brands of hij het geloof van vroeger mist, bevestigt hij
hartgrondig. Hij betreurt het dat het normatieve fundament is weggevallen. dat
het leven op zijn hoogst prettig is en mist een bezielend verband. Bij Sparta
komt hij nog wel eens hoewel het niet meer de topclub is van vroeger. Ook dat
al niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten